Re: Rederij C. Minnaar N.V. / Ripmeester & Co. N.V.
Geplaatst: 12 apr 2012 17:57
In de jaren 70 werkte ik als monteur bij de Fa Hoogendijk in Sliedrecht, waar de vloot van Ripmeester repareerde. De meeste schepen heb ik gezien in die tijd, maar er gebeurde altijd wel iets speciaals.
Een en ander heb ik opgeschreven, dus voor de liefhebbers is dit misschien herkenbaar.
Als ik diep in mijn geheugen graaf dan weet ik nog wel een bijzondere anekdote boven water te krijgen. Op een middag ergens achter in de jaren 70, het zal denk ik in de herfst zijn geweest, hadden wij verschillende schepen voor de wal liggen. Alleen zijn mij de namen ontschoten, maar daar is het verhaal niet minder om. Als eerste lag zoals altijd een scheepje van het bedrijf dat voor opslag van onderdelen werd gebruikt, en waarover een loopbrug was gebouwd om op de voor de wal liggende schepen te kunnen komen. Hierna denk ik dat er een binnenvaartschip heeft gelegen, daarnaast een lege coaster, de Malacia, en buitenop een geladen schip wat voor een kleine spoedreparatie was afgemeerd. Samen met Jan, een van de monteurs van het bedrijf was ik aan het werk op de coaster, welke hier en daar wat kleine klusjes had. De volledige bemanning was aan boord, waaronder ook een stuurman, een onwijs grote vent met een ontzettende grote bek en een paar handen als kolenschoppen. In de kantine waren er wel eens verhalen verteld, en degene van ons die toch wel op een speciale manier werd behandeld was mijn maat Jan. Deze werd altijd met een speciale blik bekeken, en uitgenodigd voor een potje bier in zijn hut. Meestal wist deze het zo te draaien dat hij het potje bier wel kreeg, maar daarvoor niet mee hoefde. Hij had om het zo maar eens te zeggen twijfels over de geaardheid van deze stuurman, en was bang daarvan de dupe te worden. We hadden wat geklust in de machinekamer, en hierna was het weer, een potje bier, nu waren we samen, dus kon het niet zoveel kwaad. Vanaf het buitenop liggende geladen schip was het een probleem om aan de wal te geraken, voor wij naar beneden gingen op uitnodiging van de stuurman zagen wij een niet onaardig uitziend vrouwtje via een ladder aan dek van de coaster klimmen om boodschappen te gaan doen. In de hut werden de flessen ontkurkt, meestal waren dat halve liters, en hebben we onder het genot van een shaggie, daar een half uurtje gezeten. Tot zover dus niets aan de hand. Hierna was er nog een klusje voorop de bak aan de ankermotor, een eenpittertje wat slecht aan gang wilde. Om dat zeker te weten werd er dus een keer proef gestart, startlontje er in , kleplichter omhoog en een flinke draai aan de slinger. Maar alles wat er gebeurde was een beetje gerochel, en verder niks. Normaal gesproken zou dat moeten werken, alleen nu dus niet. Besloten werd om het gasoliefilter maar eens na te zien, de stuurman was ook op het voordek verschenen met een bemanningslid van uit een ver land. Bij het demonteren van het filter werd er een fikse scheut gasolie over het dek gemorst, en hierdoor werd het zo glad als spek. Het filter werd schoongemaakt, en weer in elkaar gezet, en nogmaals gingen proberen leven in het apparaat te krijgen. Je kon de longen uit je lijf draaien maar nog steeds geen resultaat. De stuurman zou het ook eens proberen, maar door de gladheid brak hij bijna zijn nek, waarna hij met grote vloeken de zwarte toeschreeuwde “zakkos”zakkos”, en waarna deze even later met wat jute zakken terug kwam. Nadat de poging van de stuurman ook was mislukt gingen wij verder met sleutelen, en uit onze ooghoeken zagen wij het vrouwtje van het buitenopliggende schip terugkomen met de boodschappen. Via het dek zou zij onder de bak langs komen om zo weer aan boord te gaan. De stuurman had dit ook waargenomen, en was hierdoor zodanig verhit geraakt, of het moet van de zwetende collega van mij zijn geweest, dat hij onder het oog van iedereen bezig was zijn ”piet af te spelen”, zoals ze dat in Belgie zeggen, de “Handjive” te doen of in verstaanbaar Nederlands, hij stond daar aan zijn zaadstengel te trekken. Het vrouwtje was inmiddels met een paar tassen in haar handen recht op dit schouwspel toegelopen, en zag dit hele circus recht voor haar ogen gebeuren. Met een rood hoofd ging zij aan boord van het buitenop liggende binnenvaartschip, en even later verscheen haar man boven de reling uit. Dit is uitgelopen op een daverende ruzie met de stuurman, doch de schipper was wel zo wijs buiten het handbereik van diens grote “kolenschoppen” te blijven. Afijn het verstuivertje werd nagezien, en de klepjes gesteld, en na een hernieuwde poging ging het apparaat met doffe klappen en een fikse rookwolk aan gang. Later werd er verteld dat deze stuurman in Rotterdam de hele bemanning van die boot had gegijzeld, Politie er bij, en natuurlijk een flinke rel. Later heb ik hem nooit meer terug gezien.
Op een koude winterdag, het zal ergens in de jaren 70 geweest zijn, lagen wij op de helling van een Sliedrechtse scheepswerf, een steenworp vanaf het motorenreparatiebedrijf waar we werkten. Samen met Piet en Arie voer ik met de roeiboot over, dat was de snelste manier om er te komen. De naam van het schip is mij ontschoten, maar het was wel een coastertje van rond de 500 ton, van de N.V. Ripmeester & Co. te Rotterdam waarvoor wij in die jaren repareerden .
Nu was het standaard dat we de dag begonnen met een hartversterkertje, daarvoor behoorden het overigens stevige glasservies wat we in de gereedschapskist bewaarden tot de standaard uitrusting, keurig opgeborgen in wat poetsdoeken tegen het kapot stoten.
Deze morgen echter werd er weinig ingenomen, de drank was op, en er moest een inspecteur van de maatschappij langs komen om een controle te doen over de werkzaamheden welke we hadden uitgevoerd.
Helaas waren deze zaken wegens allerlei omstandigheden nog niet compleet afgerond, maar omdat we nog op de helling lagen konden we de krukas niet klokken, en ook moesten we eerst weer draaien voor het afstellen van de brandstofpompen en het nemen van compressiedrukken.
Ook zat er nog een klusje in het roerwerk waar we gezien het weer nog niet aan toe waren gekomen, het was koud, en de jerrycan was leeg om de gevoelsmatige temperatuur op peil te houden.
Na rijp beraad werd er besloten om eerst maar te regelen dat de drankvoorraad weer op peil kwam, daarvoor werd ik te voet op pad gestuurd om in een tegenover de werf gelegen drankwinkel twee flessen Henkes jenever te gaan halen.
Terug aan boord was in die tussentijd ook de inspecteur gearriveerd, en die zag mij de flessen uitladen, begerig werd er naar gekeken, en de glazen werden uitgepakt.
Ondertussen werden ook de papieren er bij gehaald, en de reparaties doorgesproken welke hadden plaatsgevonden, dus ook welke nog moesten gebeuren.
Deze hielden we wijselijk gezien maar voor het laatst, en de glazen werden nog maar een keer gevuld, en dat de beste man er niet vies van was werd ons al gauw duidelijk, we hadden hem niet voor niets het grootste glaasje gegeven, en hij liep ongeveer 2 op 1.
Tegen de tijd dat de problemen met het roerwerk aan bod kwamen waren we allemaal al redelijk in de stemming gekomen, en vonden eigenlijk dat er niet veel aan gedaan kon worden.
Door de drank werden we het hierover aardig eens, en verschillende hartversterkertjes later was de hele checklist afgewerkt.
De inspecteur was in die tussentijd al aardig in de lorem, en lalde dat hij nog naar Rotterdam moest voor een afspraak.
Nadat ik weer over was gevaren naar de werkplaats om de aldaar afgeperste verstuivers op te halen leek het toch beter om deze maar even met het busje te gaan brengen, per slot van rekening had ik mijzelf met de meeste rondjes over geslagen en in die tijd kon er nog van alles op dat gebied.
Voordat ik het terrein van de werf opreed zag ik onze inspecteur in zijn auto van een Amerikaans merk zitten, of beter half liggen, een en ander was hem toch een beetje zwaar gevallen en zijn afspraak in Rotterdam was hij zo te zien vergeten.
Ach ja, dat was nog een tijd zonder mobiele telefoons, als je onderweg was dan was je niet te bereiken, iets wat in de hedendaagse tijd niet meer voor te stellen is.
Of de beste man die dag nog in Rotterdam aangekomen is weet ik niet, want nadat ik even later weer terugreed was hij nog steeds in dromenland.
Een en ander heb ik opgeschreven, dus voor de liefhebbers is dit misschien herkenbaar.
Als ik diep in mijn geheugen graaf dan weet ik nog wel een bijzondere anekdote boven water te krijgen. Op een middag ergens achter in de jaren 70, het zal denk ik in de herfst zijn geweest, hadden wij verschillende schepen voor de wal liggen. Alleen zijn mij de namen ontschoten, maar daar is het verhaal niet minder om. Als eerste lag zoals altijd een scheepje van het bedrijf dat voor opslag van onderdelen werd gebruikt, en waarover een loopbrug was gebouwd om op de voor de wal liggende schepen te kunnen komen. Hierna denk ik dat er een binnenvaartschip heeft gelegen, daarnaast een lege coaster, de Malacia, en buitenop een geladen schip wat voor een kleine spoedreparatie was afgemeerd. Samen met Jan, een van de monteurs van het bedrijf was ik aan het werk op de coaster, welke hier en daar wat kleine klusjes had. De volledige bemanning was aan boord, waaronder ook een stuurman, een onwijs grote vent met een ontzettende grote bek en een paar handen als kolenschoppen. In de kantine waren er wel eens verhalen verteld, en degene van ons die toch wel op een speciale manier werd behandeld was mijn maat Jan. Deze werd altijd met een speciale blik bekeken, en uitgenodigd voor een potje bier in zijn hut. Meestal wist deze het zo te draaien dat hij het potje bier wel kreeg, maar daarvoor niet mee hoefde. Hij had om het zo maar eens te zeggen twijfels over de geaardheid van deze stuurman, en was bang daarvan de dupe te worden. We hadden wat geklust in de machinekamer, en hierna was het weer, een potje bier, nu waren we samen, dus kon het niet zoveel kwaad. Vanaf het buitenop liggende geladen schip was het een probleem om aan de wal te geraken, voor wij naar beneden gingen op uitnodiging van de stuurman zagen wij een niet onaardig uitziend vrouwtje via een ladder aan dek van de coaster klimmen om boodschappen te gaan doen. In de hut werden de flessen ontkurkt, meestal waren dat halve liters, en hebben we onder het genot van een shaggie, daar een half uurtje gezeten. Tot zover dus niets aan de hand. Hierna was er nog een klusje voorop de bak aan de ankermotor, een eenpittertje wat slecht aan gang wilde. Om dat zeker te weten werd er dus een keer proef gestart, startlontje er in , kleplichter omhoog en een flinke draai aan de slinger. Maar alles wat er gebeurde was een beetje gerochel, en verder niks. Normaal gesproken zou dat moeten werken, alleen nu dus niet. Besloten werd om het gasoliefilter maar eens na te zien, de stuurman was ook op het voordek verschenen met een bemanningslid van uit een ver land. Bij het demonteren van het filter werd er een fikse scheut gasolie over het dek gemorst, en hierdoor werd het zo glad als spek. Het filter werd schoongemaakt, en weer in elkaar gezet, en nogmaals gingen proberen leven in het apparaat te krijgen. Je kon de longen uit je lijf draaien maar nog steeds geen resultaat. De stuurman zou het ook eens proberen, maar door de gladheid brak hij bijna zijn nek, waarna hij met grote vloeken de zwarte toeschreeuwde “zakkos”zakkos”, en waarna deze even later met wat jute zakken terug kwam. Nadat de poging van de stuurman ook was mislukt gingen wij verder met sleutelen, en uit onze ooghoeken zagen wij het vrouwtje van het buitenopliggende schip terugkomen met de boodschappen. Via het dek zou zij onder de bak langs komen om zo weer aan boord te gaan. De stuurman had dit ook waargenomen, en was hierdoor zodanig verhit geraakt, of het moet van de zwetende collega van mij zijn geweest, dat hij onder het oog van iedereen bezig was zijn ”piet af te spelen”, zoals ze dat in Belgie zeggen, de “Handjive” te doen of in verstaanbaar Nederlands, hij stond daar aan zijn zaadstengel te trekken. Het vrouwtje was inmiddels met een paar tassen in haar handen recht op dit schouwspel toegelopen, en zag dit hele circus recht voor haar ogen gebeuren. Met een rood hoofd ging zij aan boord van het buitenop liggende binnenvaartschip, en even later verscheen haar man boven de reling uit. Dit is uitgelopen op een daverende ruzie met de stuurman, doch de schipper was wel zo wijs buiten het handbereik van diens grote “kolenschoppen” te blijven. Afijn het verstuivertje werd nagezien, en de klepjes gesteld, en na een hernieuwde poging ging het apparaat met doffe klappen en een fikse rookwolk aan gang. Later werd er verteld dat deze stuurman in Rotterdam de hele bemanning van die boot had gegijzeld, Politie er bij, en natuurlijk een flinke rel. Later heb ik hem nooit meer terug gezien.
Op een koude winterdag, het zal ergens in de jaren 70 geweest zijn, lagen wij op de helling van een Sliedrechtse scheepswerf, een steenworp vanaf het motorenreparatiebedrijf waar we werkten. Samen met Piet en Arie voer ik met de roeiboot over, dat was de snelste manier om er te komen. De naam van het schip is mij ontschoten, maar het was wel een coastertje van rond de 500 ton, van de N.V. Ripmeester & Co. te Rotterdam waarvoor wij in die jaren repareerden .
Nu was het standaard dat we de dag begonnen met een hartversterkertje, daarvoor behoorden het overigens stevige glasservies wat we in de gereedschapskist bewaarden tot de standaard uitrusting, keurig opgeborgen in wat poetsdoeken tegen het kapot stoten.
Deze morgen echter werd er weinig ingenomen, de drank was op, en er moest een inspecteur van de maatschappij langs komen om een controle te doen over de werkzaamheden welke we hadden uitgevoerd.
Helaas waren deze zaken wegens allerlei omstandigheden nog niet compleet afgerond, maar omdat we nog op de helling lagen konden we de krukas niet klokken, en ook moesten we eerst weer draaien voor het afstellen van de brandstofpompen en het nemen van compressiedrukken.
Ook zat er nog een klusje in het roerwerk waar we gezien het weer nog niet aan toe waren gekomen, het was koud, en de jerrycan was leeg om de gevoelsmatige temperatuur op peil te houden.
Na rijp beraad werd er besloten om eerst maar te regelen dat de drankvoorraad weer op peil kwam, daarvoor werd ik te voet op pad gestuurd om in een tegenover de werf gelegen drankwinkel twee flessen Henkes jenever te gaan halen.
Terug aan boord was in die tussentijd ook de inspecteur gearriveerd, en die zag mij de flessen uitladen, begerig werd er naar gekeken, en de glazen werden uitgepakt.
Ondertussen werden ook de papieren er bij gehaald, en de reparaties doorgesproken welke hadden plaatsgevonden, dus ook welke nog moesten gebeuren.
Deze hielden we wijselijk gezien maar voor het laatst, en de glazen werden nog maar een keer gevuld, en dat de beste man er niet vies van was werd ons al gauw duidelijk, we hadden hem niet voor niets het grootste glaasje gegeven, en hij liep ongeveer 2 op 1.
Tegen de tijd dat de problemen met het roerwerk aan bod kwamen waren we allemaal al redelijk in de stemming gekomen, en vonden eigenlijk dat er niet veel aan gedaan kon worden.
Door de drank werden we het hierover aardig eens, en verschillende hartversterkertjes later was de hele checklist afgewerkt.
De inspecteur was in die tussentijd al aardig in de lorem, en lalde dat hij nog naar Rotterdam moest voor een afspraak.
Nadat ik weer over was gevaren naar de werkplaats om de aldaar afgeperste verstuivers op te halen leek het toch beter om deze maar even met het busje te gaan brengen, per slot van rekening had ik mijzelf met de meeste rondjes over geslagen en in die tijd kon er nog van alles op dat gebied.
Voordat ik het terrein van de werf opreed zag ik onze inspecteur in zijn auto van een Amerikaans merk zitten, of beter half liggen, een en ander was hem toch een beetje zwaar gevallen en zijn afspraak in Rotterdam was hij zo te zien vergeten.
Ach ja, dat was nog een tijd zonder mobiele telefoons, als je onderweg was dan was je niet te bereiken, iets wat in de hedendaagse tijd niet meer voor te stellen is.
Of de beste man die dag nog in Rotterdam aangekomen is weet ik niet, want nadat ik even later weer terugreed was hij nog steeds in dromenland.