Terwijl ik het antwoord aan Gernot zat te tikken, herinnerde ik mij een werkje dat ik in de zomer van 1980 bij Rijkswaterstaat nog heb gedaan.
Modder peilen in de voorhaven.
Ofschoon dit, op deze wijze, overal in het land gedurende vele decennia, heel vaak is gebeurd, ben ik denk ik wel een van de jongsten die dit nog heeft gedaan.
Om de zoveel jaar moet een haven worden uitgebaggerd en zeker een voorhaven aan een rivier zoals in Weurt.
Om zo'n werk te kunnen aanbesteden is het belangrijk om te weten hoeveel blubber er weggebaggerd moet worden.
Om dat te weten vaart men tegenwoordig met een peilboot en een sonar en GPS peiling door zo'n haven en dan weet men op de centimeter nauwkeurig waar hoeveel water staat. Op de gebiedskaart is te zien op welke hoogte NAP de vaste bodem ligt. En alles wat er minder water staat dan het verschil tussen bodem en wateroppervlak is blubber en moet worden weggebaggerd.
Maar in 1980 was er geen GPS en gebeurde dat nog, zoals het al generaties lang gebeurde, met peildraad en peilstok.
Nu beschikten we in 1980 in Weurt al over een motorvlet en dat maakte het al wat gemakkelijker, vooral omdat aan de oostoever de PGEM haven ligt waardoor de afstand van oever tot oever ter hoogte van die haven wel heel groot is.
De west oever echter is ter plaatse aaneengesloten en daarin waren
(ik dacht om de tien meter) paaltjes geslagen.
Op de motorvlet werd een handlier met draadtrommel bevestigd en op die draad trommel zat een paar honderd meter peildraad. En zo,n peildraad is een staaldraad van ca.10 mm. met aan het eind een strop. In die draad is vervolgens na elke tien meter een stukje leer tussen de tieren geklemd. En in dat leer staan cijfers gebrand die de afstand tot de strop aan het eind van de draad aangeven.
Naast een hoeveelheid mensen, was er ook nog een flinke werk-roeiboot nodig met op de kop en de kont een groot niet gesloten oog waar de peildraad doorheen kon lopen.
En dan kon het peilen beginnen.
De motorvlet voer naar het havenlicht op de westoever waar twee man met ieder een sjalonstok, (
zo'n rood witte bezemsteel) en de strop van de peildraad werden afgezet. Die strop werd op het paaltje in de grond gelegd en bij het paalje werd een sjalonstok geprikt en kaarsrecht omhoog gehouden. Haaks op de vaargeul stond een tiental meters landinwaarts nog een paaltje en daarbij werd de tweede sjalonstok geprikt en vertikaal gehouden.
De motor vlet voer inmiddels naar de oostoever. Als er scheepvaart was werd de peildraad op de bodem gevierd, als er geen vaart was werd de peildraad over het water strak getrokken waarbij het zaak was dat de lier in één lijn kwam EN BLEEF!! met de twee sjalonstokken op de westoever.
In de roeiboot zaten drie personen twee werkmensen en een opzichter. Die opzichter had een kaart van de voorhaven bij zich waarop de hele voorhaven in vierkante vakken van 10 meter was verdeeld. Door nu de peildraad door de beide ogen op de roeiboot te leggen, en de boot zodanig naar voren te trekken dat het eerste leertje op een bepaald punt van de roeiboot zat, kon je op de kaart precies zien op welk raakvlak je zat.
Daar werd dan gepeild en het resultaat werd door de opzichter op de kaart geschreven. Dan werd de boot naar voren getrokken tot het volgende leertje op de juiste plaats in de roeiboot zat en werd er weer gepeild en opgeschreven tot men uiteindelijk bij de motorvlet die al die tijd de peildraad, in lijn van de sjalonstokken had strak gehouden, was aangekomen.
Dan werd de peildraad gevierd. De strop werd door de mannen op de westoever om het volgende paaltje gelegd.
De sjalonstokken werden bij die tweede paaltjes weer in stelling gebracht, de motorvlet manoeuvreerde weer net zo lang tot de sjalonstokken één lijn vormden. En dan kon de roeiboot langs de peildraad zijn weg terug naar de west oever beginnen.
En zo was je een week bezig om de voorhaven af te peilen. En als het druk met scheepvaart was redde je het niet in een week.
want bij elk schip of iedere schutting moest de peildraad gevierd worden en lag het peilen stil.
Ik hoop dat mijn verhaal een beetje begrijpelijk is. Ik heb het vooral hier geplaatst omdat dit voor mij een typisch voorbeeld is van werk waarvan iedere schipper zijn profijt heeft. Immers er zal gebaggerd moeten worden maar men moet wel weten waar en hoeveel er gebaggerd moet worden. Maar waarvan ik in ieder geval als varende, geen enkele notie had, dat en hoe dat gebeurde.
En eigenlijk was ik het ook weer vergeten tot ik, dankzij Gernot, weer met een lierdraad in een roeiboot zat te kl...
klungelen.