Re: Aken (met heve).
Geplaatst: 15 nov 2020 00:20
@ Pieter en ichthus,
het is moeilijk met de Binger Loch. Rond 1800 zou het aan de onderkant 4 m breed zijn geweest, maar aan de bovenkant breder, zodat schepen tot 6.50 m breed konden passeren (volgens Rudolf Engelhardt, Das Binger Loch, Bingen 1971, p.8 ). In 1825 voer het stoomschip DE RHIJN vanuit Nederland naar Kehl. In 1832 werd de Pruisische verbreding van het Binger Loch voltooid. De tekst op de gedenksteen van 1832 zegt dat de breedte is vergroot tot “210 voet, tien keer wat het was”. Voor zover ik weet, was een Pruisische voet op dat moment 31,38535 cm, 210 voet dus 65,90 m. Misschien zijn de 14 m, waarvan Engelhardt ook schrijft ( p.8 ), de nieuwe breedte van de Binger Loch aan de onderkant, ik weet het niet. Of de tekst op het monument is overdreven, dat lijkt waarschijnlijk. 1839-1841 werden verdere verbeteringen gemaakt rond het Binger Loch.
De oude bronnen zijn veel interessanter. Men schreef in 1853: "Er werd met succes geblazen op de kliffen en rotsen van de Bingerloch, op het Wilde Gefähr (tussen Bacharach en Kaub) en op de Bank bij St. Goar, zodat grote Rijnschepen nu zonder gevaar kunnen passeren." (Heinrich Meidinger, Die deutschen Ströme in ihren Verkehrs- und Handels-Verhältnissen, Zweite Abtheilung, Der Rhein, Leipzig 1853; p.18 ) Er is niet veel ophef over het Binger Loch, in plaats daarvan is er veel meer sprake van ontbrekende diepten op veel andere plaatsen, vooral aan de Bovenrijn. Meidinger was natuurlijk geen schipper ...
Op p. 72 wordt gesproken over de Duitse zeilschepen die rechtstreeks naar Nederland gaan: "Onder hen bevonden zich 6 Neckar-schepen (Haßmersheim) met een laadvermogen van 17.200 ctr.", ofwel gemiddeld 140 ton per schip. De grootste Rijnschepen waren ongeveer twee keer zo groot. “De Main-schepen gaan meestal alleen naar Keulen.” In 1853 waren het waarschijnlijk nog allemaal houten schepen. Ik weet niet of de schepen “mit kaltem Druck” alleen naar beneden gingen (dat vermoed ik) of gesleept werden. De raderbooten van die tijd passen blijkbaar door het Binger Loch.
@ Pieter, ik hoor voor het eerst de term "Leunder". Ik kan niet uitsluiten dat er schepen in Leun zijn gebouwd, maar ik heb nog niets gehoord dat Leun een stad voor schippers of scheepsbouwers zou zijn geweest. Heb je daar een bron?
Grt. Gernot
het is moeilijk met de Binger Loch. Rond 1800 zou het aan de onderkant 4 m breed zijn geweest, maar aan de bovenkant breder, zodat schepen tot 6.50 m breed konden passeren (volgens Rudolf Engelhardt, Das Binger Loch, Bingen 1971, p.8 ). In 1825 voer het stoomschip DE RHIJN vanuit Nederland naar Kehl. In 1832 werd de Pruisische verbreding van het Binger Loch voltooid. De tekst op de gedenksteen van 1832 zegt dat de breedte is vergroot tot “210 voet, tien keer wat het was”. Voor zover ik weet, was een Pruisische voet op dat moment 31,38535 cm, 210 voet dus 65,90 m. Misschien zijn de 14 m, waarvan Engelhardt ook schrijft ( p.8 ), de nieuwe breedte van de Binger Loch aan de onderkant, ik weet het niet. Of de tekst op het monument is overdreven, dat lijkt waarschijnlijk. 1839-1841 werden verdere verbeteringen gemaakt rond het Binger Loch.
De oude bronnen zijn veel interessanter. Men schreef in 1853: "Er werd met succes geblazen op de kliffen en rotsen van de Bingerloch, op het Wilde Gefähr (tussen Bacharach en Kaub) en op de Bank bij St. Goar, zodat grote Rijnschepen nu zonder gevaar kunnen passeren." (Heinrich Meidinger, Die deutschen Ströme in ihren Verkehrs- und Handels-Verhältnissen, Zweite Abtheilung, Der Rhein, Leipzig 1853; p.18 ) Er is niet veel ophef over het Binger Loch, in plaats daarvan is er veel meer sprake van ontbrekende diepten op veel andere plaatsen, vooral aan de Bovenrijn. Meidinger was natuurlijk geen schipper ...
Op p. 72 wordt gesproken over de Duitse zeilschepen die rechtstreeks naar Nederland gaan: "Onder hen bevonden zich 6 Neckar-schepen (Haßmersheim) met een laadvermogen van 17.200 ctr.", ofwel gemiddeld 140 ton per schip. De grootste Rijnschepen waren ongeveer twee keer zo groot. “De Main-schepen gaan meestal alleen naar Keulen.” In 1853 waren het waarschijnlijk nog allemaal houten schepen. Ik weet niet of de schepen “mit kaltem Druck” alleen naar beneden gingen (dat vermoed ik) of gesleept werden. De raderbooten van die tijd passen blijkbaar door het Binger Loch.
@ Pieter, ik hoor voor het eerst de term "Leunder". Ik kan niet uitsluiten dat er schepen in Leun zijn gebouwd, maar ik heb nog niets gehoord dat Leun een stad voor schippers of scheepsbouwers zou zijn geweest. Heb je daar een bron?
Grt. Gernot