Re: Rijnvaart Atlas

Alles over binnenscheepvaart
ossebaar.j
Berichten: 1435
Lid geworden op: 02 jan 2007 09:50
Locatie: purmerend

Re: Re: Rijnvaart Atlas

Bericht door ossebaar.j »

De RIJN als Vaarwater , deel 26 ,Betekenis der seinen .
Betekenis der seinen ,die door de waarschuwingsposten ,in het gebergte , worden gebruikt .
BETEKENIS DER SEINEN .
De seinen der waarschuwingsposten , hier te voren in opvarende richting genoemd , zullen wij , met de seinen voor het Bingerloch en het Nieuwe Vaarwater vanaf BINGEN naar beneden , beschrijven .
Voor het bevaren van bovengenoemde vaarwaters hebben wij te maken met de post beneden Rüdesheim aan de Krausau ( K.M.R. 528,6 ) , aan de Mäusenturm boven het Bingerloch ( K.M.R. 531,1 ) .
De seinen gelden van één uur vóór zonsopgang tot één uur ná zonsondergang . Vaart men nog na of vóór deze aangegeven tijd , dan moet men opvarend steeds het Bingerloch en afvarend het Nieuwe Vaarwater gebruiken ( Zie alinea 2 van art 138 Rijnv . Pol . Reglement . )
Afvarende vaartuigen en vlotten moeten in de daguren als regel het Nieuwe Vaarwater bevaren en tien minuten vóór vertrek van Bingen of voor het voorbijvaren van Rüdesheim een witte vlag tonen op het voorschip .
Is een afvarend vaartuig genoodzaakt het Bingerloch te varen , dan moet het een rode en witte vlag tonen . Afvarende vaartuigen mogen eerst dan van Bingen vertrekken of hun reis voorbij Rüdesheim voortzetten , wanneer op de Mäusenturm het sein daartoe wordt gegeven . Dit sein wordt herhaald aan de Krausau en bij slecht zicht ook aan de post beneden het Bingerloch bij K.M.R. 531,10 . Wanneer laatstgenoemde post in werking is , vertoont hij ook buiten de voorgeschreven seinen , een blauwe bol .
De seinen om het Nieuwe Vaarwater te bevaren zijn :
Een witte bol voor slepen , uitgezonderd vlotten .
Een oranje bol voor alleenvarende vaartuigen .
Een oranje en witte bol voor vlotten al of niet gesleept .
De toestemming om door het Bingerloch te varen wordt inplaats van door bollen , door vlaggen van dezelfde kleur gegeven .
Opvarende vaartuigen mogen de post bij K.M.R. 531,10 dus beneden het Bingerloch , niet voorbijvaren , wanneer op de Mäusenturm , voor het Nieuwe Vaarwater , een rood - witte bol en voor het Bingerloch een rood-witte vlag getoond wordt . Zij moeten dan zo gaan liggen , dat zij de afvaart niet hinderen .Wanneer het vaarwater door het Nieuwe Vaarwater gestremd is , wordt een rode bol met witte ring getoond . Wanneer de vaart door het Bingerloch is gestremd , wordt overeenkomstig artikel 59 , een rode vlag met witte horizontale streep getoond . Deze seinen worden aan de Krausau en aan K.M.R. 531,1 herhaald .
Opvarend kunnen wij dus doorvaren , wanneer op genoemde plaatsen geen seinen gegeven worden .
Nu volgen de seinen aan de Wirbeley (K.M.R. 543 N.wal ) , Ochsenturm ( Oberwesel K.M.R. 550,7 Z.wal ) , Kammereck ( K.M.R. 552,68 N.wal ) , Betteck ( K.M.R. 553,61 Z.wal ) , tegenover de Lorreley ( K.M.R. 554,35 Z.wal ) en op de Bank( St . Goar K.M.R. 555,41 Z.wal )
Deze seinen moeten uitsluitend in acht genomen worden door de opvaart . Ze zijn juist geplaatst ,dat de afvaart ongestoord ongestoord kan doorvaren .
De algemene seinen zijn , behalve aan de post op de Ochsenturm bij Oberwesel :
Een witte vlag , wanneer er een afvarende sleep nadert , uitgezonderd een gesleept vlot .
Een rode vlag , bij nadering van afvarende alleenvarende vaartuigen .
Een rode en witte vlag , bij nadering van een vlot al of niet gesleept . .
Verder zijn er plaatselijk voorkomende bepalingen .
Is de vaart gestremd , dan wordt overeenkomstig artikel 59 , een rode vlag met witte horizontale streep getoond . Wanneer bij de Kammereck de afvarende slepen , alleenvarende vaartuigen of vlotten , het linker vaarwater gebruiken , dan worden de vlaggen aan de post aan de Kammereck en aan de Betteck door bollen vervangen van dezelfde kleur .
Wanneer linker en rechter vaarwater gelijktijdig in gebruik zijn dan worden vlaggen en bollen getoond .
De waarschuwingspost op de Ochsenturm bij Oberwesel toont in plaats van de omschreven vlaggen , lichten van dezelfde kleur en betekenis , welke alleen van benedenaf zichtbaar zijn . Bovendien vertoont zij een wit licht , dat alleen van bovenaf zichtbaar is ; dit is het sein voor de afvaart , dat zij zijn aangekondigd .
Wanneer de vaart gestremd zou zijn , dan wordt dit op deze post aangetoond door twee rode lichten boven elkaar . Deze lichten zijn zowel van boven als van beneden af zichtbaar .
Wanneer de lichtseinen niet werken , dan worden de boven omschreven vlaggen getoond .
Wanneer hier een sleep gelijktijdig met een alleenvarend vaartuig afvaart , wordt alleen de sleep aangekondigd .
Wanneer een vlot gelijktijdig met een sleep of alleenvarend vaartuig afvaart , wordt alleen het vlot aangekondigd .
De post aan de Wirbeley kondigt de afvarende aan , zodra zij boven Lorch in zicht komen .
De post op de Ochsenturm bij Oberwesel kondigt al de afvarende aan , zodra zij K.M.R. 549 tussen de Rabenley en de Kirchley voorbijvaren .
De post aan de Kammereck kondigt de afvarende aan , zodra zij de Ochsenturm voorbijvaren .
De post aan de Betteck , de post tegenover de Loreley en die op de Bank herhalen deze seinen , zodra zij vanaf de Kammereck zijn gegeven .
Wanneer boven de Kammereck op een aangekondigde sleep , een afzonderlijk vaartuig of vlot , een tweede volgt op zulk een korte afstand , dat de tweede de Ochsenturm voorbijvaart , vóórdat de eerste de Kammereck heeft bereikt , dan neemt de laatstgenoemde post het sein gedurende vijf seconden weg .
Deze aankondiging van de tweede sleep , vaartuig of vlot wordt door de benedenwaarts gelegen posten herhaald .
Op de Ochsenturm worden de vlaggen of bollen ingehaald en de lichten gedoofd , wanneer de afvarenden deze post passeren .
Wanneer de sleep , het alleenvarende vaartuig of vlot bij K.M.R. 551,6 beneden de Jungfergrond is gekomen , toont de post tegenover de Kammereck , buiten de andere seinen een kleine witte vlag . Ook dit sein wordt door de benedenwaartse gelegen posten herhaald .
Zodra de sleep , het alleen-varende vaartuis of vlot K.M.R. 552,6 beneden de Geisenrucken is gepasseerd , tonen de posten aan de Betteck - tegenover de Loreley en die aan de Bank bij de gewone seinen een kleine rode vlag .
Zodra sde sleep , het alleenvarende vaartuig of vlot bij K.M.R.554,3 ( de Lützelsteine ) is aangekomen toont de post aan de Bank bij de gewone seinen een kleine blauwe vlag . De post aan de Bank kondigt door een vlag , welke door een diagonaal in een blauwe en een witte helft is verdeeld aan , dat twee slepen opvaren tussen de Bankeck en de Loreley .
De post tegenover de Loreley kondigt door eenzelfde vlag aan , dat twee slepen opvaren beneden de Jungfergrund .
Wanneer afvarende passagiersvaartuigen te St.Goar aan de aanlegsteigers moeten zijn , moeten zij dit boven de Bank kenbaar maken, door op het voorschip een blauw- witte vlag te tonen .
Van de post op de Bank wordt dan met een blauw-witte vlag gezwaaid , zodat de opvarende slepen oflosvarende vaartuigen deze wal vtij moeten maken .
ossebaar.j
Berichten: 1435
Lid geworden op: 02 jan 2007 09:50
Locatie: purmerend

Re: Re: Rijnvaart Atlas

Bericht door ossebaar.j »

De Rijn als vaarwater , deel 27 BINGER LOCH .
Even een zijstap aangaande de vaaraanwijzer , N.L. Het Binger Loch .
Volgens wolters Duits - Nederlands is Loch het volgende ; 1= gat , 2=hol,dier , 3= krot , 4=bak-bajes en 5 hole . Het Binger Loch was oorspronkelijk een harde Kwarsiet rots over de gehele rivierbreedte .
In het boek ; Der Rhein ,von Strssburg bis zur holländischen Grenze in technischer und wirtschaftlicher Beziehung
Hieri in staan enige kaarten van de rivier , waarvan ik het stuk Binger Loch uitlicht .
Die Stromstrecke Bingen - St. Goar (Binger - Loch )
Bij BINGEN neemt de Rijn plotseling een ander karakter aan . In de Rheingau een langzame en rustig deels meeresachtige breedte stroom,die tussen de 800 tot 1000 liter per minuut bedraagt , veranderd hij hier in een gebergte rivier , die zijn weg met sterke kracht tussen de Rotsen door vervolgt .Laatst genoemde bevinden zich in de rivierbodem en zijn bij daglicht goed zichtbaar ,meestal door stroomveranderingen zichtbaar . Deze zogenaamde rotsige vaarweg is tot de laatste tijd voor de Scheepvaart het gevaarlijkste gedeelte van de Rijn geweest , in het bijzonder de talrijke op de rivierbodem , en zelfs bij laagwater onzichtbare rotsen . Men heeft alle rede om aan te nemen dat de Rijn van Basel tot Bingen een langgerekt meer geweest is met zijn waterspiegel tot op de hoogte van de bergtoppen van het Niederwald en andere bergen ,als oevers dienden ., zodat de tegenwoordige stroomloop ,van Bingen tot Koningswinter ,de oude rivierbedding is .Natuurlijk waren er enige bijzondere harde delen die de stroming overleefden , zoals aan het Binger Loch als de harde QUARTSROTSEN te voorschijn kwamen . Door deze rotsen met de toenmalige middelen te lijf tegaan , is de huidige vaarweg ontstaan , als in de jaren 1893tot 1894 een lading springstof op de Normale diepte , d.i. tot op 2 m onder de gemiddelde Laagwaterlijn ligt . De breete van de doorvaart is hier op 30 meter beperkt , dit om schadenlijke daling van de waterspiegel te voorkomen . Een wezenlijk bezwaar voor de scheepvaart is niet de geringe breedte omdat de engte maar zeer kort is , en die zowel onder, als boven de engte het vaarwater breed wordt , en dat het zogenamde "Zweite Fahrwasser ", voorhanden is , die een 50 cm minder diep is , en door de grote ,de meeste stroming optreed , dit vaarwater door opvarige slepen vermeden wordt , en het voor de dalvaart uitermate geschikt is .De plaatselijke aan de oppervlakte gemeten stroomsnelheden kunnen zeer verschillend zijn B,B in het Loch 28-30 meter per seconden , en in het Zwietes Fahrwasser ter hoogte van de Loch felsen ongeveer 30 tot 32 meter per seconden . Het nabij en boven het Binger Loch gelegen Mäusethurminsel ,welke zijn naam aan de aan de bovenzijde gelegen rotsen dankt ,die in de middeneeuwen gebouwd is voor de tolinning . De eens zo scheepsonvriendenlijke taak voor de scheepvaart ,dient thans als waarschuwings/ seinpost voor de scheepvaart . Om de stroom te regulieren moesten er Tussen Bingen en Assmanshausen vele rotsen opgeruimd worden . Tussen de "FIDDEL en de punt van de MAUSENTUHRM-INSEL lag de rots de ROTHE MAUER . Daaronder de rotsen GUPPE A en GRUPPE B ; kop van de strekdam met de HARTSTEIN , naast de Hartstein een diepte die door REITER begrensd werd . Daarna een stukje rivier met aan de benedenzijd , beginnende aan de strekdam , de rotsen "DER Hohe LOCHSTEIN ; doorgang genaamd "AUSSERES LOCH en dan ondiepte het BINGER LOCH ., Aansluitent aan het AUSSERES LOCH lag de rots /ondiepte SCHWARTZE LEYEN . en de CONCORDIA . Volgens de Bijlage van de wegwijzer der scheepvaart / Profiel Binger Loch is het loch 30 meter breed en met een diepte lijn van 3 meter . Het tweede vaarwater is 2,5 meter diep bij een bodembreedte van ongeveer 180 meter . Op de tekening zie je ook dat er 5 pieken van de LOCHSTEINEN boven water uit steken . Vanaf de rots die grenst aan het AUSSEREN LOCH er 3 stuks verscholen zitten onder de waterspiegel .
In het boek ,DIE SCHLEPPSCHIFFAHRT AUF DER GEBIRGSSTRECKE gelzen ;
Volgens één der lootsen werden de sleepstrangen ,voor in een brittelhaak gehangen en aan het achterschip omhoog getrokken werden , zodat de roeren niet door de strangen belemmerd werden . Bij het passeren van het Binger Loch voeren de schepen zoveel mogelijk tot aan het rif de Lochsteinen , om uit de stroom te blijven . om dan ter hoogte van de strekdam het roer naar Bakboord te leggen om de boeg voor het binger Loch te krijgen . , en dan als de boeg in het loch was DIREKT tegenroer naar STUURBOORD ,omdat direkt boven het BINGER LOCH een sterke dwarsstroom richting de Assmannshausener oever stond . Dit was ook de reden dat de strangen bij het achterschip opgetrokken waren .
Robert Delhaye
Berichten: 439
Lid geworden op: 05 jul 2011 12:07
Locatie: London SW1, UK

Re: Re: Rijnvaart Atlas

Bericht door Robert Delhaye »

Bedankt voor de betekenis van de seinen in het gebergte. Ik heb eens van kapitein Haas van Schulschiff Rhein een grote poster gekregen met alle seinen erop. De Maüseturm (tol toren) aan het Binger Loch stond model. Het is zo'n grote vlag die aan het schoolbord werd opgehangen. Er staat uiteraard geen tekst op. Alleen alle mogelijke vlaggen in de juiste positie. Dankzij uw tekst aanvulling is het een en ander veel duidelijker nu.

met vriendelijke groet,

Robert
pieter53
Berichten: 8754
Lid geworden op: 17 feb 2007 18:16
Locatie: Amsterdam
Contacteer:

Re: Re: Rijnvaart Atlas

Bericht door pieter53 »

seinen-rijnvaart.jpg
seinen-rijnvaart.jpg (93.65 KiB) 2609 keer bekeken
Ik had dit nog.
Ik zal morgen eens kijken of ik hem groter heb.
Pieter Klein, Amsterdam
Afbeelding
Hoe meer je weet, hoe beter je beseft dat er nog zo veel meer te weten valt....
ossebaar.j
Berichten: 1435
Lid geworden op: 02 jan 2007 09:50
Locatie: purmerend

Re: Re: Rijnvaart Atlas

Bericht door ossebaar.j »

De RIJN als Vaarwater , deel 28 ,
Hoofdstuk ; Vaarweg Bingen- Rheinau .
Bingen is een wisselplaats . Daar de lengte der slepen ,door het gebergte beperkt is t.o.v het beschikbare aantal P.K,'s , worden de slepen boven Bingen weer opnieuw samengesteld . Als men boven het Binger-Loch is , kan men naar de Z.wal gaan . Hier is de algemene ankerplaats voor korte schepen . Voor de stad Bingen liggen verschillende aanlegsteigers en laad - en losplaatsen . ( Z.wal , K.M.R. 530,5 terhoogte van de Mausenturmer Werth tot K.M.R. 529 ligt de NAHEGRUND , Bg - 1,7 . en de Nahe mond ; N.wal K.M.R. 529,9 de FIDDEL , Ka -1,2 m , K.M.R. 529 de Muhlstein , Ka - 5,1 m ) . Even hierboven , aan K.M.R. 528 is de haven van BINGEN . Voor de ankerplaats op ongeveer 140 m uit de N.wal bij K.M.R. 528,4 ligt een droogte , de KRAUSAU , die als B.P. 2.40 m aangeeft , blikt . ( N.wal K.M.R. 528 staat op de berghelling het statue Germanania Niederwalddenlmal . ) De grote raderboten , die in de regel drie schepen mede door het loch brengen en dan vanaf BINGEN 7 á 8 schepen medenemen brengen hun sleepmeer bovenwaarts aan , bij K.M.R. 524 en 522 te GEISENHEIM aan de N.wal en completeren dan de sleep .Men vaart vanaf het BINGERLOCH na de Fidel en MüHLSTEINgepasseerd te zijn , waarvoor men ongeveer 100 m van de N.wal afhoudt , langs de N.wal op .Vanaf K.M.R. 529 tot even boven K.M.R. 524 kan men kort langs de wal opvaren . Wordt GEISENHEIM als algemene ankerplaats gebruikt voor wisselende schepen , voor gewone ankerplaats kan men ook gebruiken de N.wal beneden de steigers van RUDESHEIM tussen K.M.R. 529 en 527 . Vanaf BINGEN tot boven de HINDENBURGBRUG op K.M.R. 525,6 zijn twee vaarwaters , zodat men ook het vaarwater aan de Z.wal kan houden , waar ongeveer 20 cm minder waterstaat dan in het vaarwater langs de N.wal . ( Z.wal K.M.R. 527 de winterhafen ,Bg + 0,7 m ) Houdt men het Z.vaarwater, dus tusschen RUDESHEIMER AUE en KEMPTEN, dan vaart men langs de Z.wal op ( K.M.R.526 , Kempten ,en N.wal 525,2 Rüdesheimer hafen , Bg + 0,7 ) De RÜDESHEIMER AUE K.M.R. 526 tot 525 ) is door enige zwarte boeien aangegeven . Van de brug ( thans alleen de pijlers ) neemt men de Z.doorvaartopening . Men houdt dan in de regel tot K.M.R. 523 de Z.wal , waarna men overgaat naar de N.wal . ( vanaf de Z.wal de eerste brugpijler is het begin van de strekdam der JIMER - AUE K.M.R. 524 , 5 ) Komt men door het N.vaarwater en heeft men vanaf K.M.R. 529 op een 25 m van de oever gevaren , dan moet men vanaf de stoombotsteiger van GEISENHEIM even beneden K.M.R. 524 af gaan houden , zodat men even buiten de daar liggende kribben opvaart . ( Z.wal K.M.R. 524 ligt Gaulsheim , met in de rivier de JIME AUE .Tussen K.M.R. 524 en 522,6 ligt de Geisenheimer grond ,met daar aansluitend de Fülder - Aue met de Zankaus - grund , Mz - 2,2 m tot aan K.M.R. 520,8 . ) Boven de kribben bij K.M.R. 522 moet men tot over de helft der rivier afhouden . In de regel liggen vanaf K.M.R. 523,5 tot K.M.R. 519,3 zwarte tonnen of boeien , maar men kan hier niet op vertrouwen . Als ze er liggen houdt men ze even over B.B. Zo vaart men tot aan K.M.R. 520,5 waar men weer naar de Z.wal gaat . De strekdam , die even boven de FULDER AUE ligt kan men tot op 30 m naderen . De strekdam is door gegroeide bakens ( knotwilgen ) aangegeven . ( binnen de strekdam Ingelheimer strand ) . Men kan verder tamelijk kort langs de oever en de laad - en losplaatsen van FREI WEINHEIM opvaren , om direct tegenover de steiger boven de havenkop sterk af te houden , voor de hier liggende grond . ( Z.wal , K.M.R. 519 FREI WEINHEIM met haven ; Op de N.wal K.M.R. 520 , WINKEL met de MITTELGRUND en eiland ) Wanneer men de kop van de strekdam der FULDER AUE achteruit en OSTRICH flink over B.B. houdt bij K.M.R. 519 , kan men zich richten op een groot gebouw , dat even boven OSTRICH staat . Aan K.M.R. 518 gaat men naar de N.wal waar menmet een lange sleep op 1/3 rivierbreedteopvaart . Met korte slepen kan men op 40 m van de oever varen . ( Z.wal , K.M.R. 518,8 K.M.R. 514 de FREI- WeINHEIMER Grund )
ossebaar.j
Berichten: 1435
Lid geworden op: 02 jan 2007 09:50
Locatie: purmerend

Re: Re: Rijnvaart Atlas

Bericht door ossebaar.j »

De RIJN als Vaarwater , deel 29 , aanvang te K.M.R. 518 Oestrich .
Even boven K.M.R. 518 zijn door de hier liggende Westphälischer Aue ( Mariannen- Aue K.M.R. 518 tot K.M.R. 513 ) weer twee vaarwaters geschapen . Het hoofdvaarwater is langs de N.wal . Tot aan K.M.R. 517,5 vaart men de koers , die ik reeds opgaf , daarna kan mende oever tot op ongeveer 30 m naderen . ( N.vaarwater Kleine Gries met op K.M.R. 516 HATTENHEIM met op 516,5 het gebouw REICHARDSHAUSEN , en op K.M.R. 515,5 het gedenkmonument Löwen Denkmal 1914-1918 . K.M.R. 513,5 ERBACH met Schliss Rheinharthausen ) Westphälischer Aue / Mariannen werth met op de boven punt de FERME - HOF . het Zuidenlijke Vaarwater de GROSSE GIES Mz-0,7 met op K.M.R. 514 HEIDESHEIM met op K.M.R. 512,9 Hotel RHEINTERRASSE . Zo opvarende houdt men deze koers tot ongeveer K.M.R. 515,7 waar men naar de Z.wal gaat . Men zij met klein water indachtig , dat bij K.M.R. 517 een middengrond ligt , waarop de diepte 10 cm minder is , dan in het vaarwater . Op - en afvaart houden de z.g. verkeerde wal . Is men aan K.M.R. 515,7 naar de Z.wal gegaan , dan kan men tot op ongeveer 30 m van de strekdam opvaren ; de strekdam is ook hier door bomen aangegeven . Als regel gaat men bij K.M.R. 514 weer naar de N.wal Als het nodig is , kan men ook aan K.M.R. 513 overgaan , maar dan aan de Z.wal oppassen voor de pumt van de Werth . De N.wal kan men op circa 30 m naderen . Zo opvarend houdt men deze koers tot K.M.R. 512 waar men langzaam afhoudt , om aan K.M.R. 511 weer naar de Z.wal te gaan . Houdt men vanaf K.M.R. 518 het Z. vaarwater ( GROSSE GIES ), waar de waterstand B.P. plus 20 cm is , dan vaart men daar middenwaters op , om aan K.M.R. 512 de Z.wal wat korter te naderen en bij K.M.R. 511 langs de strekdam der ELTVILLE - AUE te houden . ( Z.wal K.M.R. 512,1 tot K.M.R. 508 de ELTVILLER - AUE met strekdammen , op de AUE K.M.R. 512 een jacht schloss en op K.M.R. 510,9 een kasteel . )) N.wal , K.M.R. 511 ELTVILLE met kerk en toren . Komende van de N.wal bij K.M.R. 511 vaart men op ongeveer 60 m langs de de hier liggende strekdam op ; verder houde men kort langs de aan BÜDENHEIM liggende schepen ( N.wal , K.M.R. 511 tot K.M.R. 509 ,ligt de GALGENGRUND en op K.M.R. 508 NIEDER _ WALLUF ( Z.wal , K.M.R. 507 BUDENHEIM met op K.M.R. 507,5 de Olie-fabriek Op K.M.R. 507 tot 506 Glas en de Bingercementwerke , en op 506,2 de FERME HOF.Tevens aan de N.wal de jachthaven . ) Aan Büdenheim heeft men en Oliefabriek - Glasfabriek en de Bingercementwerke . Vanaf de Cementfabriek neemt men de koers op de benedenpunt der BETTBERG AUe en de BIEBRIEDER WERTH ,welke door een rode boei is aangegeven . ( N.wal , K.M.R. 505 SCHLIERSTEIN ,met Schliersteiner hafen Bg+0,7 ,havenmond met de BISMARCK - AUE ) . Met korte slepen vaart men kort onder de punt op , met grote raderboten met lange sleep neemt men het flink ruim , om de sleepschepen te vrijwaren achter de punt der WERTH te komen . Buiten de WERTH zijnde , kan men vanaf K.M.R. 505 op ongeveer 40 m langs de oever varen .( vaarwater BIEBRICHER FAHRWASSER ) . ( RETTBERGER AUE ,K.M.R. 505,2 tot K.M.R. 502,2 midden vaarwater ) Deze koers houdt men tot K.M.R. 503 , waar men naar de N.wal gaat , om vanaf de steigers van BIEBRIECH de punt de PETERS AUE ruim over B.B te nemen .Verder kan men kort langs de punt opvaren . Met kleine en vlotte slepen kan men ook vanaf K.M.R. 506,5 het vaarwater nemen , dat binnen de RETTBERG - AUE ( MOMBACHER STROHMARM Mz-0,5 ) dus het Z.vaarwater . Hier vaart men kort langs de Z.wal op tot K.M.R. 504 om dan middenwaters te houden met de punt van de INGELHEIMER AUE even over S.B .( K.M.R.504,4 de brug Mainz-Schierstein 9,10 m boven HSW .) Z.wal K.M.R. 503 de monding van de FLOSSHAFEN Mz + 0,5 m en de INGELHEIMER AUE ) Z.wal , K.M.R. 502 MOMBACH en op de N.wal K.M.R. 503 , BIEBRICH met SCHLOSS NASSAU en FALSEN . ) Achter deze Werth ligt de Vlothaven van MOMBACH . Hier is men op de grens van PRUISEN en HESSEN . Vanaf BIEBRICH komende houdt men tot K.M.R. 501,5 de N.wal alwaar men naar de Z.wal gaat . Met lange slepen houdt men voorlopig middenwaters op , om de spoorbrug , die even boven K.M.R. 501 ligt door de middenopening te passeren . ( K.M.R. 500,9 Eisenbahnbrücke Mainz- Nord "Kaiserbrücke , hoogte 15,4 m - Mz ) De afvaart gaat door de N.opening , terwijl de Z . doorvaartopening slechts aan te bevelen is voor korte opvarende slepen . ( Z.wal , K.M.R. 500 Zollhafen Mz + 0,5 m ) Boven deze spoorbrug is de oever steil tot K.M.R. 496,3 . Langs de stad MAINZ ( K.M.R. 498 . Z.wal ) tot aan de haven ligt een kademuur met diverse steigers . Boven de spoorbrug bih K.M.R. 500,9 heeft men de Zollhaven van MAINZ ; niet gemakkelijk om in te lopen , doordat de mond enigszins dwars op de rivier ligt . Bij K.M.R. 498,3 ligt een voetbrug , die Mainz met KASTEL ( doorvaarth= 15,4 - Mz ) verbindt . Deze heeft vijf doorvaartopeningen , waarvan men de twee aan de N.wal voor de vaart uit kan schakelen ,, daar zij binnen de lijn liggen der PETER-AUE . Men kan opvarend van de eerste en tweede doorvaart vanaf de Z.wal gebruik maken , terwijl de afvaart altijd door de derdedoorvaartopening gaat .
ossebaar.j
Berichten: 1435
Lid geworden op: 02 jan 2007 09:50
Locatie: purmerend

Re: Re: Rijnvaart Atlas

Bericht door ossebaar.j »

De RIJN als VAARWATER , deel 30 , MAINZ K.M.R. 498 Z.wal .
Z.wal , K.M.R. 498,4 de peilschaal MAINZER PEGEL .
Steeds nog langs de stad MAINZ opvarend houdt men aan K.M.R. 497sterk af ( K.M.R. 497 , Z.wal de winterhafen ( N.wal , K.M.R. 498 , Kassel met de monding van de FLOsshafen -KOSTHEIM , Mz-0,1 m ,die de Main met de RIJN verbind . ; K.M.R. 497 , N.wal het eiland MAAR-AUE , en op K.M.R. 496,5 de MAINSPITZE met de MAIN monding . ) Op K.M.R. 496,3 ligt weer een spoorbrug met vier doorvaartopeningen . ( Eisenbahnbrücke Mainz - Gustafsburg ,doorvaart hoogte 15,85 m - Mz . ) Bij M.W. houdt de opvaart de tweede opening vanaf de Z.wal , bij kleiner water de derde opening vanaf de Z.wal , terwijl de afvaart altijd de eerste opening vanaf de N.wal houdt . Daarvoor houdt de afvaart vanaf K.M.R. 494 de N.wal vast en men moet er op letten dat men 400 m boven de brug sterk naar de Z.wal wordt gezet door de stroom , die van achter de BLEI AUE komende , via de haven in de RIJN valt .( N.wal K.M.R. 496 havenmonding ,met invaart naar 5 haven bekkens Mz - 0,2 m ; en K.M.R. 495 , GUSTAVSBURG ,( Z.wal , K.M.R. 495 WEISENAU met op K.M.R. 494 Zementwerk ) . Vanaf BIEBERICH tot KASTEL ligt aan de N.wal tegenover de PETERS AUE , AMÖENBURG met laad - en losplaatsen en scheepswerf . Boven de middelste brug bij K.M.R. 498 heeft men de ingang van de Vlothaven en 300 m verder beneden de bovenste brug , de mond van de MAIN , welke Zijrivier , waarop zich stuwen en sluizen bevinden , ons brengt naar de stad Frankfort en hogerop gelegen plaatsen ( BAMBERG , en ongeveer 40 sluiizen op 400 Km ) . Boven de MAIN ligt GUSTAFBERG met zijn havens . Aan de Z.wal even boven K.M.R. 497 ligt de haven van MAINZ , welke ongeveer 400 m lang is bij circa 50 m breedte , met een brug aan de monding .
Na deze kleine uiteenzetting varen wij verder .
Hebben wij de tweede doorvaartopening vanaf de Z.wal genomen , dan blijven wij deze koers volgen totdat de sleep in zijn geheel boven de brug is . Bij K.M.R. 495 kan men de oever weer korter naderen , tot op 30 m ongeveer . Deze koers houdende beginnen bij K.M.R. 493 tot 490 de GINSHEIMER LEYEN , die zich bij K.M.R.491,5 tot op ongeveer 150 m van de Z.oever uitstrekken . ( Z.wal , K.M.R. 493 tot 490,5 de LAUBENHEIMER GRUND , met op K.M.R. 492 LAUBENHEIM .) In de regel gaat men bij K.M.R. 493 naar de N.wal . Men koerst dan op de bovenkop der GINSHEIMERHAVEN en daarna op de daar boven liggende kribben . ( N.wal tussen K.M.R. 493 en 492 , GINSHEIMER Altrhein , die bij K.M.R. 487 zich van de Rijn afsplits , Dan de landtong de RABEN - WÖRTH met op de punt een mast , K.M.R.492,5 GRINSHEIM . Met de HOFGRUND tussen K.M.R. 492,3 en 489 ) Deze kribben kan men kort aanvaren . Boven de achste krib , even boven K.M.R.491houdt men sterk af tot op ongeveer 100 m uit de koppen der kribben .( t.h.v hoogspanningsleiding ) Dit is de Ginsheimer Grund ( HOFGRUND ), niet te verwarren met de aan de Z.wal liggende liggendeGinsheimer Leye . ( volgens de wegwijzer is dit de LAUBENHEIMER GRUND ) De grond wordt bij laag water door een zwarte boei aangegeven . Bij K.M.R. 490 gaat men weer naar de Z.wal , welke mentot op 300 m boven K.M.R. 489 kort kan naderen .( K.M.R. 489,5 gebouwen op beide oevers met in de rivier een benzine transportleiding ) Bij het overlopen op K.M.R. 490 dient men er rekening mede te houden , of men een lange of een korte sleep heeft .Bij K.M.R. 488,4 krijgt men de kop der Nackenheimer Werth en verder de strekdam tot aan de Werth . ( Z.wal. K.M.R. 488 tot K.M.R. 485 het water de NACKENHEIMER ARM , met de twee werthen , beneden de SÄNDCHEN met de Sändchengrund . Dan de doorsteek tussen de werthen en bovenstrooms de KISSEL-WERTH . en op K.M.R. 487 NACKENHEIM . Deze zijn door bomen goed aangegeven en kan mentot op 40 m naderren . Deze koers volgt men tot op K.M.R. 487,6 , waar men langzaam afhoudt tot op het midden der rivier . Bij klein water wordt de NACKENHEIMER WERTH door drie rode boeienaangegeven . Bij K.M.R. 487 houdt men weer over naar de N.wal , waar men kort langs de daar liggende strekkrib kan opvaren tot circa 40 m afstand . Boven de strekdam rondt men de bocht door circa 50 m uit de oever te houden . De kribben , die hier liggen zijn verzonken kribben . Deze koers houdt men tot bij K.M.R. 483,5 , waar men weer gewone kribben krijgt met een grond . ( N.wal , K.M.R. 484 , 5 net boven de kribben ,zandafgraving , K.M.R. 484 de GOLDGRUNDHAFEN met op K.M.R. 483,5 tot K.M.R. 480,5 de GOLDGRUNHAFEN GRUND . Aan de Z.wal tussen K.M.R. 485 en 483 de NIERSTEINER GRUND met de NIERSTEINER LEYEN .) Boven K.M.R. 483,5 houdt men sterk af , ongeveer 40 m uit de koppender kribben om bij K.M.R. 482 bij de steigers van NIERSTEIN weer naar de Z.wal te gaan . Men kan hier tot aan K.M.R. 479,5 betrekkelijk kort langs de oever varen .Men heeft hier ook een goede ankerplaats . Met een lange sleep vaart men niet te kort bij , om deze gestrekt te houden . Vanaf K.M.R. 479,5 gaat men geleidelijk afhouden om bij K.M.R. 479 bijna op halve rivierbreedte te varen . ( Z.wal K.M.R. 480 OPPENHEIM , met Oppenheimer hafen . Tussen K.M.R. 479,7 tot 476,8 de OPPENHEIMER GRUND My -0,5 m . Op de N.wal ; K.M.R. 480 ,monument Zeppelin - Beckstein , enige boerderijen , K.M.R. 478,2 de WINDIG GRUND , en op K.M.R. 478 de SCHUSTERWERTH )
ossebaar.j
Berichten: 1435
Lid geworden op: 02 jan 2007 09:50
Locatie: purmerend

Re: Re: Rijnvaart Atlas

Bericht door ossebaar.j »

De RIJN als Vaarwater ; deel 31 ankerop te OPPENHEIM .
De hier liggende grond wordt door rode boeien aangegeven . Bij K.M.R. 478 houdt men weer over naar de N.wal . Hier heeft men de SCHUSTER WERTH , welke door strek- kribben gedekt wordt . Deze kribben worden door twee zwarte drijfbakens aangeduid . Hier kan men kort langs opvaren . Boven K.M.R. 477 ongeveer 20 m uit de oever houden , om aan K.M.R. 476,5 weer tot op circa 60 m uit de wal te houden tot aan K.M.R. 474,5 , waar men weer naar de Z.wal over gaat . ( N.wal , tussen K.M.R. 476,5 tot K.M.R. 474,5 de ELFELDENER _ GRUND , en op 473,9 de ERFELDENER ALTRHEIN uitstroming ) De aan de Z.wal liggende kribben zijn kort te naderen . Vanaf K.M.R. 474 tot 470 vaartmen kort langs de oever op . Bij laatstgenoemde K.M.R. houdt men weer over naar de N.wal . Men blijft hier circa 50 m van de oever , daar men direct boven K.M.R. 470 een grond krijgt . ( K.M.R. 472 bij Guntersblum een gierpont ) . ( N.wal , K.M.R. 468 de instroom van de Erfelder Altrhein ) Deze koers blijft men volgen tot K.M.R. 467 om dan weer naar de Z.wal over te gaan . ( N.wal .K.M.R. 468 tot K.M.R. 465,5 WEIDENGRUND . , en op de Z.wal , K.M.R. 466 een sandgrube ) Hier kan men de steile oever tot op ongeveer 30 m naderen tot aan K.M.R.464,5 . Tussen K.M.R. 465 en 462,5 ligt een middengrond ( GERNSHEIMER GRUND ) , waarop 70 cm minder water staat , dan in het vaarwater . Deze middengrond heeft een lengte van ongeveer 700 m en een breedte van circa 70 m . Hier houden op - en afvaart beiden S.B . Bij K.M.R. 464,5 , gekomen zijnde , houdt men weer sterk af voor de hier liggende grond , die bij K.M.R. 463,4 op ongeveer tweederde van de rivier uitsteekt . ( N.wal , K.M.R. 463 , BIEBESHEIM met kranen ). Op deze hoogte gaat men over naar de N.wal , koers houdend op de kop van de Vlothaven ( Wo + 0,65 ) van GERNSHEIM ( N.wal , K.M.R. 462 GERNSHEIM , met HANDELSHAFEN Wo + 0,65 m . Voordat men oversteekt van de Z.wal naar de N.wal lette men goed op of een afvarende sleep in zicht is , met het oog op de bocht , die de RIJN hier maakt . Komt er een sleep , dan laat men deze passeren vóórdat men naar de N.wal overgaat .De N.wal is hier steil tot aan K.M.R. 560,5 . Men kan dus op een 30 m van de oever opvaren . Boven laatstgenoemde K.M.R. houdt men weer op 100 m uit de oever en gaat aan K.M.R. 459,5 naar de Z.wal over . ( N.wal , K.M.R. 460,9 tot 458,7 ligt de FASANENGRUND ) . In verband met de gierpont van GERNSHEIM gaat men als deze aan de N.wal ligt , ook wel beneden de pont naarde Z.wal , om het veer niet te hinderen . ( het veer is nu een motorautoveer ) . Is men beneden de gierpont naar de Z. wal . gegaan , dan kan men tot aan de kribben kort langs de oever opvaren , verder even buiten de koppen van de kribben houden . Van K.M.R. 459,4 tot 458,3 kan men weer op 30 m van de oever varen .( Z.wal , K.M.R. 459,4 staat de bomengroep DIE 12 APOSTEL , tevens een goede ankerplaats . N.wal , tussen K.M.R. 460,9 tot 458,8 , de FASANENGRUND ) . Op deze hoogte gekomen houdt men tot K.M.R. 456 langzaam tot op 100 m van de oever , voor de hier liggende grond en kribben ( HAMMER- GRUND ) Tussen K.M.R. 457 en 456 houdt men naar de N.wal over , envaart hier kort langs de koppen der kribben op , tot aan K.M.R. 454,5 . ( monding WESCHNITZ ) ( Z.wal , K.M.R. 455 ligt IBESHEIM , en tussen K.M.R. 456 tot een ondiepte ; N.wal, K.M.R. 454 tot 449,4 de NORDHEIMER GRUND met op K.M.R. 451 NORDHEIM ) Vanaf deze K.M.R. houdt men langzaam af tot op het midden van de rivier . Bij het veer van NORDHEIM -- RHE RHEINDÜRKHEIM op K.M.R. 451 gaat men over naar de Z.wal . Genoemd veer moet men opvarend altijd over bakboord houden . Bij lage waterstand gaat men zelfs bij K.M.R. 454 naar de Z.wal over , omdat de N.wal vanaf de laatstgenoemdeK.M.R. reeds droog is . Bij K.M.R. 453,6 is het ook middenwaters bij een lage waterstand over een lengte van ongeveer 200 m erg droog .Bij middenwater heeft men daar geen hinder van . Gaat men dus bij K.M.R. 454naar de Z.wal, dan vaart men tot K.M.R. 452 kort langs de kribben op en vanaf K.M.R. 452 kort langs de steile oever . Deze koers kan men tot K.M.R. 448 volgen . Bij de eerste krib van de hier liggendegrond De BREM ( PFRIM GRUND . Doordat de WATERSTAAT aan de N.wal tussen K.M.R> 447 en 446 drie strekkribben heeft aangebracht is de grond ( de BREM ) aan de Z.wal enigszins afgenomen . Met lange slepen blijft men dan ook de Z.wal houden .
ossebaar.j
Berichten: 1435
Lid geworden op: 02 jan 2007 09:50
Locatie: purmerend

Re: Re: Rijnvaart Atlas

Bericht door ossebaar.j »

De RIJN als VAARWATER , deel 32 , Vanaf N.wal 447 HOFHEIM .
Met korte slepen gebeurd het wel , dat men vanaf K.M.R. 447,5 tot 446even overgaat naar de N.wal om daar kort langs de drie genoemde strekdammen op te varen . Hier zijn wij de stad WORMS genaderd , en vinden hier bij K.M.R. 445,45 een spoorbrug met drie doorvaartopeningen ( hoogte 15,6 m - Worms ) . In de regel passeren de op-en afvaart door de wijde middendoorvaartopening . Bij M.W. kan ook zonder bezwaar de eerste opening vanaf de Z.wal door de opvaart gebruikt worden , bij klein water alleen met korte slepen .( Z.wal net boven de spoorbrug staan MÜHLEN ) . WORMS heeft zoals de meeste steden een steile muurwaar men dicht langs opvaart . Bij K.M.R. 444,5 ( Z.wal ) ligt de HANDELSHAFEN .( en op K.M.R. 443,6 , N.wal een oude rijnarm ) , en bij K.M.R. 443,26 de verkeersbrug NIBELUNGENBRÜCKE hoogte 15,6 m - worms , wederom met drie doorvaartopeningen . Hier neemt de opvaart altijd de eerste vanaf de Z.wal en de afvaart de middelste . De N. doorvaartopening wordt zelden gebruikt , daar hij niet gunstig ligt voor de vaart . Even boven de brug bevindt zich de VLOTHAVEN van WORMS . Hier houdt men ook dicht langs op en volgt koers tot op K.M.R. 442 . Hier begint men af te houden tot op één derde rivierbreedte om bij K.M.R. 441 tot op de halve rivierbreedte te varen . Deze koers houdt men tot bij K.M.R. 440 alwaar men weer korter bij kan varen ( Z.wal tussen K.M.R. 441,5 en 439,5 ligt de RABENGRUND ) , om vanaf K.M.R. 439,5 kort langs de oever te houden tot K.M.R. 438 . ( N.wal K.M.R. 440 de LAMPERTHEIMER ALTRHEIN ,en tot K.M.R. 439 de LAMPERTHEIMER GRUND ) Z.wal , K.M.R. 438,5 het ROXHEIMER KANAL en fabrieken . In mijn eerste boekje gaf ik vanaf de grens BEIEREN ( BADEN ) - HESSEN de km-telling aan van de Z.wal , dus van BEIEREN omdat destijds deze kilometerborden beter zichtbaar waren dan aan de rechteroever op HESSENS grondgebied . Met de nieuwe kilometertelling zijn de borden aan de Z.wal , dus op BEIERS grondgebied vervallen en volgen wij de nieuw aangegeven telling . Men moet er rekening mede houden , dat de nieuwe telling beneden LAMPERTHEIM K.M.R. 438 aangeeft en bovengenoemde plaats K.M.R . 436 dus K.M.R. 437 bestaat niet . ( volgens de wegwijzer is de afstand tussen K.M.R. 436 en 437 GEEN 1000 meter , Dit is de Z.G. korte kilometer ) DE afstand tussen K.M.R. 438 en 436 bedraagt circa 1800 meter . Bij K.M.R. 439,6 aan de Z.wal ligt een bach ( ? ) , die de grens vormt tussen BEIEREN en HESSEN .Bij K.M.R. 438 moet men langzaam af gaan houden tot op de helft van de rivierbreedte ( K.M.R. 437,8 tot 435,9 , Z.wal de PETERSAUER GRUND ) om bij LAMPERTSHEIM even beneden K.M.R.436 naar de N.wal over te gaan . Aan de N.wal gekomen zijnde kan men kort langs de oever houden tot ongeveer 400 m boven K.M.R. 436 . Hier begint men weer af te houdentot ongeveer 100 m uit de oever . De hier liggende grond is in de regel door drie zwarte tommemof zwempalen aangegeven en eindigt bij K.M.R. 433 . ( SANDHEIMER GRUND ,met een afgesloten rijnarm ) ( Z.wal , K.M.R. 435 gebouwengroep PETERSAU , en op K.M.R. 434 , FRANKENTHAL ) . In de regel gaat men tegenover K.M.R. 434 naar de Z.wal De Z.wal is vanaf K.M.R. 434 tot circa 200 m benedenK.M.R. 433 steil . Hier moet men 60 á 70 m af gaan houden voor de grond , die zich uitstrekt tot even benedenhet FRANKENDALERKANAAL . ( FRANKENTHALER GRUND ) ( op K.M.R. 432,6 de autobr"cke THEODOR HEUSS hoogte !^,7 m - Mannheim , doorvaartopening door N doorvaartopening . ) Recht tegenover laatstgenoemd kanaal gaat men weer naar de N.wal .Hier bevindt zich de havenmond van de Industriehaven van MANHEIM .( WALDHOFER ALTRHEIN ) Deze haven invarende komt men aan de grote papierfabriek de"WALDHOF ", verder doorvarend staat deze haven via een brug in verbinding met het gehele havencomplex van MANHEIM .( Het eiland wat gevormd is door deze havens heet Ile de FRIESENHEIM ) Aan de N.wal opvarend kan bij M.W. de oever aangehouden worden . Vanaf de mond der INDUSTRIEHAVEN even boven K.M.R. 432 kan men tot aan de dubbele brug MANNHEIM - LUDWIGSHAFEN de gehele rivier benutten . In de regel gaat men tot K.M.R. 430 ( ORDER STATION /Gasthaus ) langs de N.wal . Verder tot aan de brug langs de Z.wal of langs de daar liggende vaartuigen . Mannheim en Ludwigshafen vormen tezamen een groot industriegebied aan de N.wal boven de Industriehaven af gerekend aan de N . wal K.M.R. 428 boven de Industiehaven eerst de NECKARMONDING met zijn binnenhaven .Verder op de NECKAR de verbindingshaven ( Mh +0,5 m met de MULLOUHAVEN ( Mh+0,5 m ) . Van laatst genoemde haven ligt de monding boven de NECKAR . ( K.M.R. 427, 5. Met op de landtong met de benzine opslag van ESSO ) . De MULLOUHAVEN heeft aan de bovenzijde een sluisen een brug . (Tevens tussen de NECKAR mond en de INDUSTRIEHAVEN de BINNENHAVEN met de KURZER BECKEN en LANGES BECKEN ; Mh + 0,5 m ) N .wal K.M.R. 426 tot K.M.R. 425 ENTREPÖTS LAGERHAUSER . . K.M.R. 425 MANHEIMER PEGEL . LUDWIGSHAFEN heeft één haven ongeveer 1 km beneden de brug ( Z.wal , K.M.R. 424 tot 422 STADPARK GRUND en op K.M.R. 423,6 de invaart der LUITPOLD-HAFEN Mh+ 1m ) Verder over grote lengte naar beneden , kademuren met kranen en pakhuizen . Boven de havenbevinden zich drie aanlegsteigers . Boven de dubbele brug bevindt zich de invaart van de LEOPOLDHAVEN ( Luitpold Hafen ) , welke in verbinding staat met de havens van MONDENHEIM .( MUNDENHEIMER - HAFEN en de KAISERWÖRTH - HAFEN , Mh + 1m ) .
Manheim is ook een knooppunt in de scheepvaart verder de RIJN op , aangezien sleepboten , die van BINGEN komen in de regel hier wisselen en veel van deze schepen hier moeten lossen . Zo krijgt men hier weer een andere samenstelling der sleepconvooien . Voor schroefsleepboten die soms vanuit ROTTERDAM de sleep hier brengen is het een zeldzaamheid wanneerzij nog verder naar boven gaan . Ook diegenen , die aan de RUHR of aan de MIDDEN- RIJNaanmaken verwisselen nog dikwijls en moeten veelal kolenladen en provianderen . Na deze korte uiteenzetting varen wij verder . Van de Voet-en Spoorbrug wordt op - en afvarende de middendoorvaartopening gevaren . ( volgens de wegwijzer , de opvaart de N doorvaartopening , en de afvaart de midden opening .) Boven de brug houdt men Z.wal tot aan de monding van de LEOPOLDHAVEN .Hier gaat men naar de N.wal over , waar men kort langs de oever op kan varen en ook langs de drie strekkribben , die tussen K.M.R. 423 en 422 liggen ( met op K.M.R. 422,1 , N.wal de PORT ALEXANDRE . Tussen K.M.R. 422 en 418 , N.wal de BANC de la BÉCASSE ) Boven de strekkribben blijft de oever steil tot ongeveer 300 m boven K.M.R. 421 , waar een grond begint , die zich uitstrekt tot K.M.R. 418 . Op genoemde hoogte gaat men dus afhouden , zodat men aan K.M.R. 420 ongeveer 100 m uit de oever vaart . Op deze hoogte houdt men over naar de Z.wal . Hier door de bocht bij RHEINGÖNHEIM tot aan K.M.R. 417 ( Z.wal K.M.R. 419, 6 de REHBACH en op K.M.R. 418,9 een RHEINGONHEIMER zandgroeve . ) , is de oever steil , dus kan men hier kort langs de oever houden . Boven K.M.R. 417 aan de Z.walligt een grond , die zich voor ALTRIP uitstrekt tot K.M.R. 414 ( de ALTRIPER-GRUND met de ALTRIPER-ARM ) Vanaf K.M.R. 417 houdt men langzaam van de Z.wal af , zodat men bij K.M.R. 416 ongeveer 100 m uit de oever vaart en gaat beneden het veer ALTRIP - RHEINAU naar de N . wal over . Hier kan men tot K.M.R. 412 kort langs de oever houden .Als men over is gegaan krijgt men eerst de monding van de Oost Rheinauerhaven ( K.M.R. 415 , met ÖSTLICHES BECKEN . ) daarna de monding van de MIDDEN - en West Rheinauerhavens , deze laatste twee hebben één monding . Verder naar bove , even boven K.M.R. 413 ligt de THYSSENHAFEN .
Tot zover de beschrijving van de te nemen route bij M.W. . Vaart men met klein water , waar ook een beschrijving van is gegeven , dan is het begrijpenlijk , dat veelalwaar wij onder de bochten de uitstekende gronden moeten ronden , dit in het algemeennog meer moeten doen , dus verder afhouden en grotere bochten maken . De vaart boven MANNHEIM vanaf K.M.R. 412 is niet aan te geven , daar hier het vaarwater telkens verandert . Hier worden bij lage waterstand de schepen , vooral van MIJEN , die eigen risico dragen ( eigen verzekering ) zo over de grond getrokken , dat telkens het vaarwater zich verlegd . Voor hen die hier niet dagelijks verkeren is het gevaarlijk zelf te varen .Voor 95 % vaart men boven Mannheim steeds met een ter plaatse bekende stuurman ( loods ) . Zoals mij dan ook werd medegedeeld door een kapitein , die steeds tussen Mannheim en Straszburg dienst deed , weten alleen zij , die niets anders doen , dat dit traject bevaren , hier de weg . Als besluit voeg ik aan deze beschrijving toe , dat men , zoals ik reeds enkele malen opmerkte , rekening moet houdenof wij met een lange of korte sleep varen .IN het algemeen vaart een grote raderboot met een sleep van 1200 m tot 1400 m lengte overal ruimer , dan kleinere boten ( schroefboten ) met korte sleep . In de voornaamste bochten in het traject Bingen - Mannheim bij Frei Weinheim tussen K.M.R. 520-519 ; bij Bieberiech tussen K.M.R. 503-502 ; beneden Schuster Werth K.M.R. 478 ; in de bocht beneden Guntersblum tussen K.M.R. 475 -474 ; in de bocht beneden Gernsheim bij K.M.R. 463 en aan de Bremm beneden Worms , moet men altijd voorzichtig zijn met het overgaan . Geeft de afvaart , steeds de voorrang door zonodig te stoppen . Men weet , dat deze vooral met lange slepen de bochten niet te diep in kunnen varen , dus wat wij noemen hoog aan moeten houden .In het gebergte , dus tussen Bingen en St. Goar , wordt ons de plicht door de bij het Rijnvaart Reglement voorgeschreven seinen opgelegd . Maar ook verder heeft men vele bochten , waar voorzichtigheid is geboden , vooral in de scherpe bochten , zoals bij Monheim en Benrath .
ossebaar.j
Berichten: 1435
Lid geworden op: 02 jan 2007 09:50
Locatie: purmerend

Re: Re: Rijnvaart Atlas

Bericht door ossebaar.j »

De Rijn als vaarwater deel 33
Tweede Gedeelte ,
Lobith- Duisburg bij Laag Water .
Bij laag water kan men vanaf het Vossengat bij K.M.R. 864 van de Duitse telling kort langs de koppen der kribben opvaren tot aan K.M.R. 861 . Nadat deze K.M.R. gepasseerd is houdt men tot bijna het midden van de rivier af . Even boven K.M.R. 859 wordt de diepte geleidelijk groter , zodat men langzaam bij kan houden , om van het Spyck weer kort langs de kribben op te varen . Men kan van Lobith opvarende ook de N.wal houden .In dit geval vaart men kort langs de koppen der kribben op tot halverwege K.M.R. 859 en 858 . Meer bovenwaarts ligt een ondiepte , ( Emmericher Grund ) welke dwars van Spyck tot over het midden van de rivier uitsteekt . Men gaat daarom tijdig naar de Z.wal over , waar men zoals reeds is gezegd , kort langs de kribben op kan varen .Van de bij laag water te vermijden middengrond bij K.M.R. 856 heeft men opvarend geen last , als men kort langsde Z.wal houdt . Even boven K.M.R. 855 wordt het onder de Z.wal veel droger . Men houdt hier geleidelijk verder uit de wal en vaart op circa 100 m uit de oever naar de ankerplaatsen . Dus wanneer het druk is te Emmerich en men beneden het veer ten anker komt , voor het douane-onderzoek , dan moet men tot op bovengenoemde hoogte van de Z.wal blijven . Indien men genoodzaakt is hoog te ankeren , kan bij K.M.R. 851 de Z.wal dichter genaderd worden . Tot K.M.R. 850 is de Z.wal steil , verder naar boven vaart men dicht langs de kribben op . Halverwege K.M.R. 849 en 848 wordt de diepte minder . Men houdt hier geleidelijk tot op midden van de rivier van de Z.wal af en tast de hier liggende ondiepte met de slaggaard aan ( Griether-Grund ). Zou men genoodzaakt zijn de Z.wal te houden , dan kan men boven K.M.R. 846 weer geleidelijk korter bijhouden en even boven K.M.R. 844 weer dicht langs de oever houden . Ook de N.wal is vanaf de haven van Emmerich tot aan de Alt Rijn , boven Dornick bij klein water minder diep ,zodat wij hier ongeveer 60 m van de kribben moeten blijven . Is men opvarende bij K.M.R. 846 gekomen , dan gaat men evenals bij M.W. in de regel naar de N.wal over . Aan deze wal kan men over een korte afstand dicht langs de kribben opvaren . Ongeveer halverwege K.M.R. 846 en 845 houdt men tot bijna het midden van de rivier af . Bij het aantasten van deze ondiepte zal men opmerken , dat evenboven K.M.R. 844 de N.wal dichter genaderd kan worden . ( Reeser-Grund ) Men neemt verder de koers ongeveer 100 m uit de meer bovenwaarts liggende kribben , waarna men ter hoogte van K.M.R. 841 naar de Z.wal oversteekt . De N.wal blijft tot op dezelfde hoogte droog tot evenonder de aanlegsteiger te Rees , waar hij puntig aan de bovenste krib eindigt . Zoals reeds gemeld , gaat men in het algemeen bij K.M.R. 841 naar de Z.wal . Hier kan men kort langs de kribben en verder naar boven kort langs de steile wal opvaren .Even boven K.M.R. 839 krijgt men minder diepte waardoor men genoodzaakt is circa 80 m van de oever af te houden . Deze koers houdt men tot aan het tweede of grote baggergat .( Reeser Schanz ) .Boven dit baggergat wordt de diepte nog minder en is men genoodzaakt tot in het midden van de rivier af te houden . In de regel gaat men evenals bij middelbaar water bij K.M.R. 835 naar de N.wal over . Ook bij laag water is de N.wal vanaf Rees tot dicht langs de kribben te naderen . Boven de kribben gekomen , even boven K.M.R. 834 , houdt men ongeveer 60 m uit de oever.Boven K.M.R. 833 steekt de hier liggende ondiepte verder uit , en vaart men ongeveer in het midden van de rivier op . ( Grindort ) . Tussen K.M.R. 832 en 831 steekt men weer naar de Z.wal over . De Z.wal is van halverwege K.M.R. 834 en 833 over een km lengte steil . Verder kan men kort langs de kribben en daarop volgende strekdam aan Vijnen opvaren . Bij de tweede krib hierboven moet men geleidelijk afhouden , zodat men bij K.M.R. 829 in het midden van de rivier opvaart . Verder naar boven kan men weer geleidelijk bijvaren . Hier wordt de diepte groter , men blijft bij K.M.R. 828 ongeveer 60 m van de kribben verwijderd .Even beneden K.M.R. 826 ligt een krib , die langer is dan de andere waarbij een sterke "neer ", staat . Hier steekt men naar de N.wal over . De N.wal is vanaf K.M.R. 829,4 even dicht te naderen als bij M.W. Als men dus bij K.M.R. 826 overgestoken is , kan men kort langs de kribben opvaren tot halverwege K.M.R. 826 en 825 . Verder bovenwaarts wordt het geleidelijk minder diep , zodat men tot op 90 á 100 m uit de kribben af moet houden . Aldus opvarende houdt men de N.wal tot dwars van de aanlegsteiger te Xanten , waar men weer naar de Z.wal oversteekt . De N.wal wordt tot K.M.R. 821 bij de Roos geleidelijk weer dieper ; dit is voor de afvaart van belang . De Z.wal is vanaf 400 m boven K.M.R. 826 ook bij laag water steil , dus als men bij Xanten is overgestoken kan men hier dicht langs de oever opvaren . 200 m boven K.M.R. 823 ligt midden in de rivier een droogte , die circa 400 m lang en 100 m breed is , waarop K.P.plus 1,6 m water staat . Bij laag water alleen , moet men hier rekening mede houden , daar men buiten de grond iets meer diepte heeft . Men houde op - en afvarende deze grond over B.B., dus in beide gevallen de goede wal . Opvarend houdt men dicht langs de kribben op , dan vaart men alles vrij . De breedte op het smalste punt genomen tussen grond en oever , bedraagt circa 60 m . Aan de N.wal voor de afvaart , tussen grond en laagwaterlijn , is deze circa 100 m . Als de afvaart 50 m van de kribben blijft , die aan de N.wal liggen , vaart men alles vrij . Beneden de grond moet de afvaart meer de bocht invaren . Is men aan de z.wal opvarende aan de laadplaats voor grind gekomen , dan houdt men geleidelijk tot op 80 m yit de oever Bij K.M.R. 821 of even daarboven , steekt men naar de N.wal over , dat is bij de Roos .
Plaats reactie