Hoy Jenet dit heb ik kunnen vinden over de Hagenaar,
mijn bron is de Binnenvaarttaal van vereniging De Binnenvaart
~Hagenaar, Gelderse aak :
1>
Klik hier
voor
afbeeldingsoort aak(1), zeilschip, ook in hout gebouwd, redelijk geveegd, boeisel in lijn met de huid, geringe kruiphoogte en naar verhouding vrij smal. [A>]
De Gelderse aak, zoals de Hagenaar oorspronkelijk waarschijnlijk heette, was verwant aan de Keen, maar door zijn mindere lengte, minder dan 20m., wat gedrongener van bouw. Het breedste punt lag bij de mast en naar achtertoe versmalde het schip duidelijk. De vrijwel steile achtersteven vormde een flinke scheg, waarin dan ook een gat was aangebracht om het scheepje voldoende wendbaar te houden. Het was voorzien van aangehangen roer. De schepen waren overnaads gebouwd en hadden de normale brede zwaarden. De oudere exemplaren hadden vaak een korte mast met steng en voerden een gaffeltuig met gaffeltopzeil en soms een kluiver. Naar men zegt waren het vrij goede zeilers, die op de rivieren en op bochtig vaarwater goed uit de voeten konden.
In de tweede helft van de 19de eeuw was er in de steden een grote behoefte aan bouwmaterialen. Naar het schijnt waren het vooral de Gelderse aken, die het meest geschikt waren om Den Haag van bouwmaterialen e.d. te voorzien, want de schepen raakten al spoedig bekend als Hagenaars.
De vaart op Den Haag kende zekere beperkingen ten aanzien van de afmetingen. Een drempel in de Trekvliet beperkte de diepgang in die tijd tot 1,45m, terwijl de Wagenbrug slechts een maximale hoogte van 2,4m en een maximale breedte van 4,17m toeliet. De lengte scheen door de aanwezigheid van enkele krappe bochten tot ca. 24 meter, sommige bronnen zeggen 26 meter beperkt te zijn. De vaartuigen werden ondermeer gebouwd te Dodewaard, IJzerdoorn en Wamel.
Verwant aan de houten Hagenaar zijn, naar men zegt, de Slechtaak en de Turfijker.
Bij de overgang naar staal werd het model van de Hagenaar ronder. Het voorschip werd veel voller, het achterschip werd wat breder en de tuigage werd een normaal gaffeltuig. Ook voor de stalen schepen vormde de vaart op Den Haag een belangrijk werkterrein, maar net zoals bij de houten schepen werden niet alle schepen op die maten gebouwd.
2> veel gebruikt als synoniem van Wagenbrugger, een maatschip, waarmee men tot in het centrum van Den Haag kon komen. Maximaal 24m, sommigen zeggen 26m. lang, 4,17m breed, 1,45m diep bij een kruiphoogte van max. 2,4 meter.
Alhoewel veel houten en stalen Hagenaars genoemde maten bezitten, bestaan er echter ook 'Hagenaars', die beduidend kleiner of groter dan de 'Wagenbrugger' zijn. Voor deze Hagenaars, die geen Wagenbruggers zijn, gebruiken sommigen de term Zuid-Hollandse Aak, maar eigenlijk zou Gelderse aak beter op z'n plaats zijn.
Motorschepen van een willekeurig type maar met deze maten, die van een Wagenbrugger dus, werden onder invloed van dit synoniem door sommigen motorhagenaar genoemd.
3> soms gebruikt als aanduiding van de maat waarmee men met een schip tot in Den Haag kan komen. Eerst waren dat dus de maten van de Wagenbrugger, maar na het graven van de Laakhavens is dat 54 x 7,15m en ca. 650 ton geworden.
Een dergelijke verschuiving van maten ziet men ook bij enkele andere maatschepen. Het is mijnsinziens echter onverstandig deze nieuwe maten aan de reeds bestaande term te koppelen. In de toekomst zal dat zeer zeker tot onnodige verwarring leiden.
Met de aanleg van havens aan het riviertje de Laak is men reeds in 1894-95 begonnen. In 1902 is het definitieve plan en in 1928 de eigenlijke Laakhaven gereed.
Hier vind je ook de geschiedenis van De Hoop
www.hagenaar-dehoop.nl/index.php?page=home