Re: Rijnvaart Atlas

Alles over binnenscheepvaart
ossebaar.j
Berichten: 1435
Lid geworden op: 02 jan 2007 09:50
Locatie: purmerend

Re: Re: Rijnvaart Atlas

Bericht door ossebaar.j »

De rijn als Vaarwater ; deel 34 Laag Water . Begin bij Wesel .
Bij K.M.R. 821 of even daarboven , steekt men naar de N.wal 0ver , dat is bij de Roos . Men kan hier niet dicht bij varen en blijft ongeveer 50 m van de Kribben verwijderd.Tegenover K.M.R. 820 mwordt de diepte nog minder en moet men ongeveer 100 m afhouden .Men kan deze koers houden tot even beneden de spoorbrug te Wesel . In de regel steekt men echter te GINDERICH , tussen K.M.R. 819 en818 naar de Z.wal over . Tot K.M.R. 818 vaart men tot op ongeveer 70 m van de Z.wal op . Tussen K.M.R. 818 en 817 kan men iets dichterbij varen , maar boven K.M.R. 817 wordt het zeer droog en is men genoodzaakt het midden van de rivier te houden . Bij K.M.R. 816 is het vaarwater smal en droog .Hier bedraagt de diepte K.P. plus 1,00 m , zodat deze plaats behoort tot de ondiepste beneden DUISBURG . ( Gindericher Grund ) . Bij K.M.R. 815,25 ligt de spoorbrug van Wesel , deze brug heeft drie doorvaartopeningen . De Z . doorvaartopening , waar de diepte K.P. plus 1,40 m bedraagt kan alleen benut worden bij M.W. en daar boven . Dan gaat hier ook de minste stroom . Bij klein water vaart men steeds de N . doorvaartopening , de middendoorvaartopening is volgens het nieuwe Rijnv . Politie Reglement uitsluitend voor de afvaart . Men zij indachtig , zoals ik reeds gezegdheb , dat de ondiepte aan de N.wal tot bijna aan de brug uitsteekt . Recht tegenover K.M.R. 816 steekt deze ondiepte nog tot circa 100 m van de oever uit .Boven de brug vaart men kort langs de oever op , waarna men in de regel bij de mond der haven naar de Z.wal overgaat . Even boven K.M.R. 814ligt een voetbrug , eveneens met drie doorvaartopeningen . Hier wordt de opening aan de Z.wal door sleeptreinen niet gebruikt , doordat deze slechts 60 m breedt is . De N.doorvaartopening gebruikt men alleen bij M.W. en vooral als men schepen heeft voor het Rijn - Lippe kanaal .( Lippe - Seitenkanal ) De middendoorvaartopening wordt door op - en afvaart beiden benut . Vaart men opvarende aan de Z.wal , dan houdt men de Z.pijler even over S.B. Vervolgens steekt men bij K.M.R. 813weer naar de N.wal over . Tot K.M.R. 812 blijft men hier 70 tot 80 m van de oever en verder bovenwaarts tot 100 m uit de oever te houden . Bij Buderich even onder of tegenover het huis "De Wacht am Rhein ", steekt men weer naar de Z.wal over . De Z.wal is hier reeds van even boven K.M.R. 813 tot kort aan de kribbetjes te naderen . Deze koers kan men tot aan de bovenste van deze korte kribben houden ; dit is halverwege K.M.R. 810en 809 even onder de Potdeckel . Bij laag water valt de Potdeckel droog en kan mener tamelijk dicht langs opvaren, waarna men even boven K.M.R. 809 naar de N.wal oversteekt .In geen geval moet men beneden K.M.R. 809 de Z.wal verlaten , daar tussen K.M.R. 810 en 809 aan de N.wal eendroogte ligt ( Weseler Grund ) , die tot op 200 m in de rivier uitsteekt .Op deze ondiepte staat K.P. plus 1,5m water , dus aanmerkelijk minder dan in het vaarwater .Boven K.M.R. 809 kan men ook bij klein water dicht langs de oever opvaren , terwijl hier de Z.wal tot op 200 m in de rivier weinig diepte heeft . Deze droogte loopt bij K.M.R. 807 puntig naar de oever . Vanaf K.M.R. 809 aan de N.wal opvarende houdt men eerst kort langs de oever , daarna kort langs de daar liggende kribben tot aan de bovenste dezer kribben , die ongeveer dwars van huis MUM ligt .Hier is een laadplaats van kali aan de Z.wal en even daarboven een losplaats van kalksteen aan de Rheinberg .Boven de kribben gekomen zijnde , wordt de N.wal ondieper en men kan deze goed aantasten en vaart ongeveer 80 m uit de oever tot aan de meer bovenwaarts liggende kribben , waarvan men ongeveer 40 m verwijderd blijft . Deze koers houdt men tot K.M.R. 804 . waar men in de regel naar de Z.wal oversteekt . Zou men de N.wal blijven houden , wat men ook wel doet , vooral met lange slepen, dan vaart men tot halverwege K.M.R 802 en 801 op 30 m uit de kribben . Verder bovenwaarts kan men de kribben nog korter naderen . Boven de Branderij aan K.M.R. 800 vaart men iets verder af ( Grund van Mehrum ) , maar men blijft hier aan de N.wal . Tussen K.M.R. 800 en 799 heeft men onder de N.wal meer diepte dan in het midden van de rivier .Is men bij K.M.R. 804 naar de Z.wal overgegaan , dan blijft men ongeveer 100 m uit de oever opvaren tot K.M.R. 800 ( Grunlandsgrund ) Van daar tot boven het "BlauweHuis ", houdt men ongeveer 60 m uit de Z.wal . Boven het Blauwe Huis gaat men naar de N.wal over . Ook zijn er , die dit traject nog anders bevaren , b.v. bij K.M.R. 804 naar de Z.wal halverwege K.M.R. 802 en 801 weer naar de N.wal en bij K.M.R. 800 weer naar de N.wal en bij K.M.R. 800 weer naar de Z.wal tot boven Het Blauwe Huis .Aan de N.wal kan men tot halverwege K.M.R. 798 en 797 tot aan de Zagerij kort langs de kribben opvaren . Verder naar boven wordt de diepte beduidend minder en is men genoodzaakt tot op 70 á 80 m uit de koppen der kribben te houden . ( Grund van Stapp ) . Boven de kribben houdt mentot halverwege K.M.R. 796 en 795 dezelfde koers , waarna men tot op 100 m af moet houden .Deze koers houdt men tot aan K.M.R. 794 waar men naar de Z.wal overgaat .Men moet indachtig zijn , dat tegenover de Zagerijmidden in de rivier een droge plaatsis van ongeveer 100 m breedte en 500 m lengte , waar iets minder diepte is , dan kort langs de N.wal en kort langs de Z.wal . Ook de Z.wal blijft boven Het Blauwe Huis droog en men moet tot K.M.R. 796 steeds ongeveer 60 m uit de oever blijven .
ossebaar.j
Berichten: 1435
Lid geworden op: 02 jan 2007 09:50
Locatie: purmerend

Re: Re: Rijnvaart Atlas

Bericht door ossebaar.j »

De Rijn als Vaarwater deel 35 , Laagwater , beginnende op K.M.R. 796 STAPP .
Boven K.M.R. 796 kan men over een halve km kort bij varen , waarna men weer af moet houden om bij K.M.R. 795 weer circa 100 m uit de oever te zijn en vervolgens aan de laadplaats KREIS MEURS weer bij te houden . Wanneer men bij K.M.R. 794 naar de Z.wal is gegaan , kan men hier tot aan de mond van de oude haven van Orsoy kort langs de oever houden . Boven de oude haven vaart men kort langs de kribben op tot even boven K.M.R.793 , daarboven houdt men ongeveer 25 m uit de kribben af . Bij het Kabelveer van Orsoy wordt de Z.wal steeds droger , zodat men genoodzaakt is geleidelijk tot bijna op het midden van de rivier af te houden . Deze koers houdt men tot boven K.M.R. 790 , waar men naar de N.wal oversteekt . De N.wal blijft vanaf K.M.R. 794 , waar wij naar de Z.wal zijn gegaan , droog tot onder de Papierfabriek bij K.M.R. 792 . Vandaar tot de havenkop van Walsum kunnen wij even kort bij varen als bij M.W. Vanaf K.M.R. 791 , net boven de havenkop van Walsum , wordt de N.wal ondieper , zodat als wij bij K.M.R. 790 naar de N.wal zijn gelopen , we dadelijk circa 80 m uit de oever moeten blijven . Zo opvarende houdt men dezelfde koers tot aan de Baerlse brug .Zou men aan de Z.wal blijven , wat ook wel gedaan wordt , dan kan men vanaf K.M.R. 790 geleidelijk korter de Z.wal aanvaren . Van K.M.R. 789 tot even beneden K.M.R. 788 kan men de oever tot op circa 60 m naderen . Bij de daar liggende kribben gekomen , , moet men weer tot op 60 m uit de koppen der kribben afhouden .De ondiepte wordt bovenwaarts geleidelijk minder en eindigt halverwege K.M.R. 787 en 786 . Men moet er rekening mede houden , dat even boven de "oude "" haven van Alsum steeds een ondiepte midden in de rivier ligt ,van ongeveer 100 m breed en 700 m lang , waarop de diepte K.P. plus 1,40 m bedraagt . Tussen deze droogte en de N.wal staat ongeveer 20 cm meer water dan tussen de droogte en de Z.wal , maar de doorvaartis aan de Z.wal breder . Bij deze waterstand kan men de N.doorvaartopening van de Baerlse brug niet varen .Men houdt daarom de brede Z. doorvaartopening .Beneden de brug steken wij naar de Z.wal over . Hier kunnen wij tot dwars van het Haus Knipp op een 30 m uit de oever opvaren . Aannemende , dat men niet voor de Ruhrhavens bestemd is , houdt men verder in het algemeen langs de ten anker liggende schepen opvarende , de Z.waltot aan Duisburg . Liggen er geen schepen op de Homberger Ort , dan kan men deze aantasten , daar deze bij klein water ook even verder in de rivier uitsteekt .Boven de haven van Homberg is de Z.wal steil tot boven de Essenberg bij de Diergaarde .Van de verder naar boven liggende kribben moet men bij laag water 30 á 40 m verwijderd blijven tot tegenover de haven van Duisburg . Dan neemt men de koers met de Z.pijler van de Werthauser brug aan S.B. De N.wal is van het Huis Knipp tot aan K.M.R. 782 dicht langs de korte kribben te naderen . Boven K.M.R. 782 tot aan de mond van het riviertje de Ruhr , is de N.wal steil . Dadelijk boven de Ruhrmonding moet men 70 á 80 m afhouden , dit is de reden , waarom men bij klein water in de regel de Z.wal houdt . De ondiepte aan de N.wal strekt zich uit tot even boven het Duisburgs kanaal of de Buitenhaven . Men moet er dus aan denken , dat de diepte voor de Duisburger havenmonding ( Parallelhaven en kanaal ), iets minder is dan in de vaargeul . Deze is ongeveer K.P. plus 1,5 m . De N.wal is vanaf het Duisburgerkanaal tot boven de haven van Hochfeld steil .

HOCHFELD - KEULEN bij Laag Water .
Wanneer men lading in heeft voor de fabrieken van Krupp , bekend onder de naam van Rheinhausen , dan moet men er op rekenen, dat de diepte voor de haven K.P. + 1,5 m bedraagt . Wil men buiten deze droogte blijven , die zich aan de Z.wal uitstrekt vanaf de brug te Hochfeld tot halverwege K.M.R. 766 en 765 , dan moet men ongeveer 100 m uit de Z.wal blijven . De N.wal is boven de havenkop van de Hochfeldsche haven ook minder diep , zodat wij vanaf de havenkop toteven boven K.M.R. 772circa 40 m van de strekdam en de daar boven liggende kribben moeten blijven . De eerste krib boven K.M.R. 772 kunnen wij , evenals bij M.W. dicht aanhouden . Deze koers kan men volgen tot de eerste krib boven K.M.R. 769 . Vanaf deze plaats moet men langzaam afhouden , zodat men aan K.M.R. 768 op circa 100 m uit de oever vaart . Deze koers kan men houden tot circa 200 m boven K.M.R. 767 , ( Krefelder - Grund ) , vanwaar wij op 150 m van de N.wal moeten houden of zogenaamd middenwaters opvaren tot aan K.M.R. 765 . Gaat men bij M.W. aan genoemde K.M.R. meestal naar de Z.wal over ; bij lage waterstand blijft men de N.wal houden . Vanaf K.M.R. 765 kan men langzaam korter bijvaren en houdt men de pijler van de voetbrug , die bij K.M.R. 764 ligt , even over B.B. Boven de brug blijft men vooreerst 60 m uit de N.wal. tot aan K.M.R. 762. Van hier tot aan K.M.R. 759 is het voldoendeop 40 m. van de oever te varen . Vanaf K.M.R. 759 tot 758 vaart men kort langs de kribben en boven laatstgenoemde K.M.R.tot aan K.M.R. 756 is de N.wal steil . Dit is van de Wittlaer tot Kaiserwerth . Houdt men vanaf Uerdingen de Z.wal , dan begint de droogt reeds boven de bovenste steiger en moet men circa 40 m van de Z.pijler blijven om direct boven de brug reeds 100 m uit de oever te zijn . Moet men dus in de Crefelderhaven zijn , dan moet men er rekening mede houden , dat voor de haven minder diepte is dan in het vaarwater . Is men aan de z.wal aan K.M.R. 763 gekomen , dan moet men op 200 m van de oever varen en deze koers volgen tot K.M.R. 759 , waar men tot even boven K.M.R. 757 ongeveer 230 m afhoudt om aan K.M.R. 756 of aan de steigers van Kaiserwerth naar de N.wal te gaan .( Sandgruben - Grund ) . De Z.wal blijft van hier tot Moncherwerth tot op circa 100 m uit de oever droog , waarmede de afvaart rekening moet houden . Vanaf de steiger van Kaiserwerth vaart men direct tot op 100 m van de koppen der daar liggende kribben op , om deze afstand aan K.M.R. 754 langzaam te vergroten , zodat men aan K.M.R. 752 op 180 m van de oever vaart tot K.M.R. 750 . Het vaarwater is hier langs de Luchtenbergernoord vanaf K.M.R. 753 tot 751 erg smal ( circa 100 m ) , daarna wordt het weer breder . Daar men met klein water meestal de N.wal blijft houden , kan men vanaf K.M.R. 750 langzaam korter bijvaren , om vanaf K.M.R. 749 kort langs de kribben te varen . Boven de kribben is de N.wal steil tot aan de havenkop van Dusseldorf .
ossebaar.j
Berichten: 1435
Lid geworden op: 02 jan 2007 09:50
Locatie: purmerend

Re: Re: Rijnvaart Atlas

Bericht door ossebaar.j »

De Rijn als Vaarwater , deel 36 ; laagwater beginnende aan de haven van Düsseldorf .

Wanneer men , evenals bij M.W. aan K.M.R. 750naar de Z.wal is overgestoken , dan blijft men hier circa 40 m van de oever Deze koers volgt men tot K.M.R. 749, daarna houdt men langzaam af tot op 120 m van de koppen der kribben . Deze koers houdt men om even onder de brug bij K.M.R. 745 naar de N.wal over te steken . Bij lage waterstand kan men de Z. doorvaartopening der hier liggende voetbrug niet varen . De afvaart , die kort langs de grond van Obercasselhoudt , vaart de Z.pijler even over B.B. Opvarend bij de havenkop van Düsseldorf gekomen, houdt men direct tot op 100 m van de oever , om deze afstand langzaam te vergroten , zodat men halverwege K.M.R. 742 en 741 circa 200 m van de oever is ( Düsseldorfer-Grund ) . Deze koers houdt men tot ongeveer het Neusser erf aan Heerdt . Hier gaat men naar de Z.wal over en blijft circa 80 m van de koppen der kribben . Het vaarwater is hier over een lengte van 1 km zeer smal ( Ongeveer 100 m ) . Bovengenoemde koers houdt men tot boven de dubbele brug van Hamm . Halverwege K.M.R. 738 en 737 gaat men naar de N.wal over en houdt de N.pijler van de brug , die beneen K.M.R. 737 ligt , over B.B. Boven K.M.R. 737 houdt men ongeveer 120 m uit de N.wal ( Volmerswerther - Grund ) en volgt deze koers tot K.M.R. 735 of tegenover de steigers van Grimlinghausen , waar men weer naar de Z.wal overgaat . De Z.wal is boven deze steigers even kort te naderen als bij M.W. , dus kort langs de kribben tot aan de zesde krib .Vanaf deze krib , d.i. ongeveer 300 m boven K.M.R. 734 , moet men afhouden , zodat men tegenover K.M.R. 732 op twee derde van de Z.wal is . Halverwege K.M.R. 732 en 731 kan de Z.wal weer korter genaderd worden , zodat men aan de laatstgenoemde K.M.R. nog 100 m van de Z.wal blijft .. Daarna kan men steeds korter bijvaren tot op 60 m . De Z.wal blijft droog , zodat men tot aan K.M.R. 728 bovengenoemde afstand bewaart ( Uedesheimer - Grund ) . Verder moet men in de gehele bocht tot aan de eerste krib aan Sturzelberg op ongeveer 40 m van de oever blijven . In de regel gaat men beneden het veer van Himmelgeist - Hedesheim , halverwege K.M.R. 730 en 729 naar de N.wal . Ook de N.wal is hier van even boven K.M.R. 729 droog (Grund van Himmelgeist ) . Bij het oversteken blijft men direct circa 100 m uit de N.wal , deze afstand langzaam vergroten , om boven het veer even boven K.M.R. 729 middenwaters op te varen . Het vaarwater is hier vanaf K.M.R. 730 tot 727 niet breed , tussen K.M.R. 729 en 728 slechts een 100 m . Men blijft middenwaters tot dat men bij K.M.R. 726 naar de Z.wal oversteekt . Evenals bij M.W. kan men de eerste vijf kribben boven Stürzelberg kort aanvaren ( Stürzelberg - Grund ) . Hier boven gekomen moet men direct sterk afhouden tot op ongeveer 100 m uit de koppen der kribben . Ook hier is het vaarwater bij klein water smal , daar wij aan de N.wal de grond hebben buiten de Ruwe Oord De N.wal is door de gehele bocht tot de steigers van Benrath niet steil . Is men aan de Z.wal opgevaren boven de kribben gekomen , dan blijft men ongeveer 200 m van de oever . Tussen K.M.R. 723 en 722 kan men van lieverlede wat bijhouden . Hier aan de steigers van Benrath steekt men met de nodige voorzichtigheid over naar de N.wal . De Z.wal is vanaf K.M.R. 721 tot K.M.R. 727 even kort te naderen als bij M.W. De N.wal , waar wij nu langs varen , wordt direct boven de steigers van Benrath droog , zodat wij ongeveer 120 m van de daar liggende strekdammen blijven . Deze koers houden wij , totdat wij beneden K.M.R. 719 weer naar de Z.wal oversteken . In het gedeelte tussen K.M.R. 721 en 720 is het vaarwater zeer nauw ( Circa 100 m ) . De N.wal of Urdenbacher - Grund , waar de Baumberger-Grund op aansluit, blijft tot op het midden , van de rivierdroog tot boven K.M.R. 717 . Vanaf deze K.M.R. kan men langzaam bijhouden tot in de bocht bij Monheim ( K.M.R. 714 ) . Is men opvarend bij K.M.R. 719 naar de Z.wal gegaan dan kan men evenals bij M.W. kort langs de kribben opvaren , en vervolgens boven de aanlegsteigers van Zons ongeveer 30 m van de oever blijven tot K.M.R. 717 . Vanaf deze K.M.R. moet men sterk afhouden , zodat men bij K.M.R. 716 ongeveer 180 m en bij K.M.R. 715 op 200 m van de oever vaart . Halverwege K.M.R. 715 en 714 even beneden de steiger van Monheim steekt men over de N.wal .De afvaart , die vanaf K.M.R. 711 bij Dormagen de Z.wal houdt , blijft van K.M.R. 711 tot 712 iets verder uit de bocht . Beneden laatstgenoemde K.M.R. kan de Z.wal even kort genaderd worden als bij M.W. tot aan huis Piwipp Vanaf K.M.R. 714 aan de N.wal opvarend , begint de grond reeds beneden de steiger van Monheim , ( Monheimer - Grund ) hier blijve men reeds ongeveer 50 m van de oever . Boven de steiger vergrote men deze afstand , zodat men halverwege K.M.R. 713 en 712 tot op 180 m van de koppen der kribben vaart . Hier is men aan de Plathals , ook hier is de vaargeul bij klein water over een kleine km slechts ongeveer 100 m breed en gaat veel stroom . De koers die ik reeds aangaf , blijft men houden tot meneven beneden de haven van Worringen naar de Z.wal oversteekt . De ondiepte aan de N.wal wordt langzaam minder en eindigd even boven K.M.R. 709 . Deze wal kan men tot aande tweede krib beneden K.M.R. 707 even kort naderen als bij M.W. Aan de Z.wal vaart men kort langs de haven van Worringen op . Bij de kop van de haven gekomen moet men direct afhouden , tot op ongeveer 100 m uit de koppen der kribben . Halverwege K.M.R. 709 en 708 houdt men middenwaters op .Deze koers houdt men tot K.M.R. 707 . Vanaf genoemde K.M.R. kan men langzaam de Z.wal dichter naderen ,zodat men aan K.M.R. 706 over een afstand van 800 m langs de kribben kan opvaren . Hier aan de Doodemans Oord gekomen , moet men aan de derde krib beneden K.M.R. 705 weer afhouden tot op 100 m uit de koppen der kribben . In de regel steekt men even boven K.M.R. 705 naar de N . wal over . De N.wal , die van beneden de haven van Hitdorf droog wordt , waardoor men genoodzaakt is tegenover K.M.R. 706 ongeveer 120 m van de strekdam te blijven , is bij K.M.R. 705 weer dichter te naderen , zodat het voldoende is circa 50 m van de oever te varen . Deze koers houdt men tot aan de Wuppergrond K.M.R. 703 , ongeveer 250 m boven K.M.R. 704 , waar men sterk af begint te houden tot op twee derde van de rivierbreedte om bij K.M.R. 703 weer naar de Z.wal over te steken . Hier aanCasselberg moet men direct ongeveer 60 m van de oever blijven , welke afstand men langzaam vergroot tot 100 m . Dezekoers blijft men langs Merkenich houden tot K.M.R. 700 . Hier zijn wij in de bocht van Leverkussen , waar wij op de hoogte van de stoombootsteigers naar de N.wal gaan . De droogte aan de Z.wal eindigt ongeveer 200 m boven K.M.R. 699 met enkele kribben en een strekkrib, waarna de bocht tot boven de haven van Niehl steil is . Te Leverkussen boven de steigers gekomen , houdt men direct af tot op het midden van de rivier . Hoewel mentussen K.M.R. 668 en 667 wat korter bij de N.wal kan varen , blijft men dezelfde koers varen om even beneden de haven van Niehl , halverwege K.M.R. 697 en 696 naar de Z.wal te gaan .De N.wal , die men boven K.M.R. 696 korter kan naderen , houdt men toch steeds op een afstand van 60 tot 80 m . Deze droogte ( Mülheimer - Grund ) loopt even beneden de steigers van Mülheim schuin bij . Is men beneden de haven van Niehl naar de Z.wal gegaan, dan kan men tot aan de kop van de haven kort bijblijven , om vervolgens af te houden , zodat men op een 80 m van de kribben komt . Deze koers houdt men tot aan de voetbrug van Mülheim , waar men naar de N.wal oversteekt . Is men aan de steigers beneden de voetbrug bij K.M.R. 692 aan de N.wal gekomen , dan houdt men de N. pijler van de brug een 20 á 30 m over B.B. De N.wal boven de brug is droog , men neemt koers op de havenkop van de Mülheimer haven , van welke kop men ongeveer 50 m verwijderd blijft . Van de kribben, die boven de haven liggen moet men 100 m verwijderd blijven . Verderop ongeveer120 m van de oever varen met de N.pijler van de drie dubbele bruggen van Keulen even over B.B. Deze koers houdt men door de Kettingbrug, langs de haven van Deutz tot boven de Zuidbrug . Men passeert dus al de bruggen , die voor Keulen liggen door de Noordenlijke helft van de middendoorvaartopening . De Z . oever is van de brug van Mülheim tot K.M.R. 690 ook niet steil , zodat men hier ongeveer 30 m van verwijderd blijft . Verder is deze oever tot Rodenkirchen bij K.M.R. steil , evenals bij M.W.
ossebaar.j
Berichten: 1435
Lid geworden op: 02 jan 2007 09:50
Locatie: purmerend

Re: Re: Rijnvaart Atlas

Bericht door ossebaar.j »

De Rijn als Vaarwater 37 Keulen - Coblenz bij Laag Water .
Opvarend vanaf de Zuidbrug te Keulen houdt men met klein water veelal de N.wal tot K.M.R. 677, dus door de bocht van Porz . Vanaf de brug tot aan de bovenste der hier liggende kribben blijft men ongeveer 100 m van de koppen dezer kribben . Daarna middenwaters opvaren tot halverwege K.M.R 682 en 681 . Van hier kan men de N.wal langzaam korter naderen , zodat men bij K.M.R. 681 slechts 80 m van de kribben blijft . Boven K.M.R. 680 blijft mencirca 30 m van de oever tot halverwege K.M.R. 678 en 677 . Verder houdt men de koers op de kribben , die boven de Alt Rhein aan Zündorf liggen , zodat men er ongeveer 40 m van verwijderd blijft , om tussen K.M.R. 677 en 676 naar de Z.wal te gaan .
Wil men vanaf K.M.R. 682 de Z.wal varen , dan kan men tot halverwege K.M.R. 681 en 680 evenals bij M.W. kort langs de kribben opvaren , vervolgens langzaam afhouden , zodat men bij K.M.R. 680 ongeveer 80 m van de kribben is . Vanaf genoemde K.M.R. vaart men middenwaters op tot aan het dorp Weiss . Hier door de bocht tot Surth kan men over een km tot op 30 m van de oever varen . Halverwege K.M.R. 676 en 675 moet men alweer afhouden , voor de hier liggende Hellenoord en vaart men op twee derde van de rivierbreedte van de Z.wal . Het vaarwater tussen K.M.R. 675 en 674 is met klein water slechts 100 m breed. Men houdt genoemde koers tot halverwege K.M.R. 673 en 672 . De hier liggende grond ( de Grübben of Sürther Grund ) verlaat men en steekt over naar de N.wal . Genoemde grond eindigt even boven de haven van Godorf aan het benedeneinde van de laadplaats van bruinkolen te Wesseling .
Aan de N.wal heeft men nu de Sneppenoord , waarvoor men direct tot op meer dan de halve rivierbreedte afhoudt om deze te ronden . De N.wal is van K.M.R. 676 , boven de kribben aan Zündorf ook minder diep dan bij M.W. , zodat men tot K.M.R. 675 op40 m van de oever vaart . Verder op dezelfde koers buiten de koppen van de daar liggende kribben varen tot aan de Sneppenoord .
Zoals ik reeds opgaf , ligt de Sneppenoord ver af , zodat men tegenover de haven van Godorf op twee derde van de N.wal vaart . Deze koers houdt men tot halverwege K.M.R. 671 en 670 , dan vaart men op halve rivierbreedte tot K.M.R. 669 , waar wij in de regel naar de Z.wal oversteken .
De Z.wal , die vanaf de laadplaats bij K.M.R. 671 kort is te naderen , wordt ongeveer 200 m boven K.M.R. 670 weer droog . Door deze droogte moet men afhouden , zodat men bij K.M.R. 667 middenwaters opvaart . Deze koers houdt men tot even boven K.M.R. 668 , waar men tot op 100 m van de koppen der kribben blijft tot K.M.R. 667 .
Men moet er op rekenen , dat het gedeelte tussen K.M.R. 669 en 668 zeer nauw is , omdat niet alleen de Z.wal ver uitsteekt , maar ook de grond , die in verlenging van de Sneppenoord ligt , steekt hier ongeveer 200 m van de N.wal enloopt pas bij het dorp Golsdorf schuin bij .
Aan K.M.R. 667 houdt men opvarend nog steeds de Z.wal , maar moet men weer af gaan houden om bij K.M.R 666 ongeveer 200 m uit de wal te zijn . Ook op dit punt is het vaarwater smal ( ongeveer 100 m ) .Daarom moet men aan de N.wal circa 20 m van de koppen der kribben blijven .
Opvarend nog steeds de Z.wal houdend , kan men bij K.M.R. 665 nog 40 m van de koppen der kribben vaart . Dezelfde koershoudt men ook van de oever langs Widdig . Als wij het motorveer van Rheidt - Widdig zijn gepasseerd , moet menbij K.M.R. 663 weer af gaan houden , voor de grond , die buiten de Herseler Werth ligt .
Het vaarwater binnen de Herseler Werth kunnen wij met klein water buiten bespreking laten . Dus boven K.M.R. 663 houden wij langzam tot op het midden van de rivier af . Het vaarwater is hier over een afstand van 1 km zeer nauw ( circa 100 m ) .
Dit wordt veroorzaakt , doordat de grond buiten de Rheidterskoppentussen K.M.R. 663 en 662 100 m verder uitsteekt dan bij M.W. Boven laatsgenoemde K.M.R. kan men de N.wal korter naderen .
In het algemeen gaat men tussen K.M.R. 662 en 661 naar de N.wal over .Tot K.M.R. 661 blijft men 100 m van de oever, daarna 60 m . Deze koers houdt men tot K.M.R. 660 even beneden de haven van Mondorf . Hier houdt men weer tot op 100 m af voor de Sieggrond . Circa 800 m boven de Sieg moet men tot in het midden van de rivier houden , voor de hier liggende grond de Pfaffenmutse .
Evenals bij M.W. gaan wij van achter de genoemde grond naar de Z.wal over . Deze wal , waar men aan de kop van de Herseler Werth nog middenwaters opvaart , loopt dan af , om juist boven de Bach bij Grau - Rheindorf te eindigen .
Wanneer wij hier bij K.M.R. 658 in de Rheindorfer Kehl aan de Z.wal zijn ,kunnen wij kort langs de wal opvaren tot 300m boven laatstgenoemde K.M.R. Hier gekomen zijnde , moeten wij weer afhouden tot op 100 m van de daar liggende kribben of te wel middenwaters Tussen K.M.R. 657 en 656 is het vaarwater slechts 100 m , op zijn smalst is het tussen de eerste en derde krib boven K.M.R. 657 , doordat ook de N wal of de grond boven de Pfaffenmutsche hier nog tot circa 100 m van de kribben uitsteekt . Vanaf K.M.R. 656 de Z. wal houdend , kunnen wij een weinig bijhouden en de Z.pijler van de brug te Bonn even over S.B. nemen
Ook wordt vanaf K.M.R. 656 de N.wal gevaren . Wij blijven circa 100 m van deze wal af en nemen de N.pijler even over B.B . Zoals ik reeds bij het aangeven van de vaart bij M.W. zeide , ligt tot 800 m beneden de brug een middengrond ; in de Z. doorvaart staat K.P. ongeveer1.30 m ; in de N doorvaart K.P. circa 1.10 m . De breedte van de doorvaart tussen de grond en de Z.wal is ongeveer 60 m ; tussen de grond en de N.wal ongeveer 80 m .
Als men enigszins kan , neemt men de N.wal , omdat de afvaart vanaf K.M.R. 653 door de bocht de Z.wal houdt , dus door de Z. helft van de grote middendoorvaartopening der brug vaart .
Vanaf de brug aan de N.wal opvarend , moet men direct boven de brug al verder afhouden voor de ver uitstekende Beulergrond , zodat men bij K.M.R. 654 meer dan over de halve rivierbreedte af is . Tussen K.M.R. 654 en 653 moet men nog korter naar de Z.wal houden . Hoewel wij de N.wal vasthouden , blijven wij hier maar ongeveer 100 m van de Z.wal . Het vaarwater is tussen laatstgenoemde K.M.R. zeer smal ; precies op de helft van deze twee K.M.R.'s bedraagt de breedte slechts 50 m . Hier is dus extra voorzichtigheid bevolen ; zo nodig beneden K.M.R. 654 even wachten voor de afvaart .
Genoemde grond begint bij K.M.R. 653 smaller te worden , zodat het bij de los - en laadplaats van Obercassel slechts een strook is , die nog 20 m van de oever uitsteekt en bij de eerste kribben van Nieder Dollendorf eindigt .
In het algemeen steekt men opvarend bij K.M.R. 653 naar de Z.wal over , welke men op circa 50 m kan naderen . Bij K.M.R. 652 moet men weer ongeveer 80 m en aan de Knuppel ( Oberkasseler-Grund ) bij K.M.R. 651 circa 100 m uit de oever zijn . Verder vaart men in het midden van de rivier totdat wij bij K.M.R. 649 naar de N.wal oversteken . Deze grond aan de Z.wal eindigt even beneden de steigers van Godesberg .
Aan de N.wal neemt men koers even buiten de kribben , welke men even kort kan naderen als bij M.W. Moet men bij M.W. beneden de laadplaats van Nieder Dollendorf ongeveer 40 m buiten de kribben houden , die bovende laadplaats liggen om niet tussen de staart van de bovenliggende grond en de oever te komen , bij L.W. houdt men tot op het midden van de rivier af .
Bij de steigers van Godesberg , dit is 300 m beneden K.M.R. 647 , steekt men over naar de Z.wal . De eerste drie kribben kan men kort naderen , daarboven moet men tot op 90 á 100 m af gaan houden . Reeds halverwege K.M.R. 646 en 645 gaat men weer naar de N.wal , dit is bij Koningswinter .
Men blijft hier direct ongeveer 50 m van de oever , om deze afstand langzaam te vergroten , zodat men bij K.M.R. 644 op het midden van de rivier vaart om de hier ver uitstekende Drachenfelsgrond te vermijden .
Evenals bij M.W. gaat men tussen K.M.R. 644 en 643 naar de Z.wal en neemt dan koers op de kop der strekdam , die in het verlengde ligt van de Nonnenwerth . Het vaarwater binnen de Weth komt bij lage waterstand niet in aanmerking . De strekdam is even kort te naderen als bij M.W. Bij het eiland zelf gekomen houdt men 30 á 40 m af en gaat bij de steiger van Honnef naar de N.wal .Zoals men zal bemerken is de vaart bij kleinwater evenkort langs Nonnenwerth als bij M.W. Beneden strekt deze lijn zich uit van het einde van de strekdam tot de krib recht tegenover K.M.R. 643 , naar boven van de buitenkant van de kop van de Weth tot 200 m beneden K.M.R. 640 .
ossebaar.j
Berichten: 1435
Lid geworden op: 02 jan 2007 09:50
Locatie: purmerend

Re: Re: Rijnvaart Atlas

Bericht door ossebaar.j »

De RIJN als Vaarwater deel 38 ; L.W. vanaf Mehlem/Rhöndorf .
Het boveneinde van de Drachenfelsgrond , dat aansluit aan de Grafen Werth ligt bij klein water circa 20 m verder van de N.wal en eindigt beneden de steiger van Honnef .
Boven de steiger van Honnef blijft men 60 á 70 m van de N.wal . Deze koers houdt men tot ongeveer 300 m boven K.M.R. 640 ; van hier tot K.M.R. 638 blijft men 30 m van de oever . De Oberwintergrond aan de Z.wal ligt bij klein water tot op het midden van de rivier en begint reeds beneden de haven en eindigt ongeveer 300 m boven K.M.R. 638 .
Hier aan de ankerplaats de "Dusternbaum ", kan men over een kleine km even kort bijvaren als bij M.W. Doordat deze afstand klein is blijft men in de regel , wanneer men boven K.M.R. 638 is gekomen , aan de N.wal , maar moet er dan op rekenen wat af te houden ,zodat men tot boven de steiger van Unkel op 100 m uit de oever vaart .
Vanaf de steiger van Unkel moet men tot op 100 m van de oever gaan varen tot aan K.M.R. 635 , waar men af moet houden voor de Erpeler Leyen , die bij kleine waterstand tot over de helft van de rivier uitsteken . Maar aangezien aan de Z.wal bij K.M.R. 634 de Appolinarisgrond ligt , die nu ook 100 m in de rivier uitsteekt , blijven wij aan de N.wal tot tegenover de steigers van Remagen . Wij nemen hier direct koers op de Z.pijler der Ludendorfbrücke , welke wij even over S.B. houden .
De doorvaartopeningen aan de Z. - en N.wal kunnen bij deze waterstand geheel buiten beschouwing blijven , dus varen wij door de middendoorvaartopening .
Vanaf de brug tot de Ahrgrond bij Kripp , behoeft men slechts weinig verder af te varen dan bij M.W. Bij genoemde grond gekomen , houdt men tot op het midden van derivier af , evenals bij M.W. Boven de grond blijft men echter 100 m uit de koppen der kribben ; deze koers houdende totdat men halverwege K.M.R. 627 en 626 aan het Breisigerveld is , waar men naar de N.wal oversteekt . Deze wal is vanaf de brug te Remagen tot de Kasbach aan K.M.R. 632 niet geheel steil . Van genoemde Bach , die60 m in de rivier uitsteekt tot Linz steil , ook met kleine waterstand
Bij K.M.R. 630 ligt een kleine grond over een lengte van 300 m . Van de steigers te linz tot aan Leubsdorf , ongeveer tot K.M.R. 628 is de N.wal nog steil . Hier begint de Leubsdorfergrond , die ruim 100 m in de rivier uitsteekt . Op dit punt is het vaarwater over een kleine lengte slechts 100 m breed . Daar de Z.wal vanaf de Ahrgrond naar boven langs het Breisigerveld steenachtig is , moet men hier opletten .
Is men halverwege K.M.R. 627 en 626 bij Ariendorf naar de N.wal overgegaan , dan moet men niet te kort bijvaren . Aan K.M.R. 626 houdt men ongeveer 100 m van de oever , daar hier reeds de Hönnigergrond begint , waarvoor wij bij K.M.R. 625 af moeten gaan houden tot twee derde der rivierbreedte. Hoe men deze grond vrij vaart is reeds bij M.W. beschreven .
Is men aan het motorveer van Niederbreisig - Hönningen , dan zou men hier over een lengte van 700 m , evenals bij M.W. tot op een 30 m van de oever kunnen varen , maar dan moet men weer sterk afhouden voor "De Goldkopf ", die bij klein water tot op de helft van de rivierbreedte uitsteekt . Precies aan K.M.R. 622 steekt "De Goldkopf "het verst uit ; hier steekt men over naar de Z.wal . Men neemt koers op de havendam van de Bröhl , welke men op 100 m over S.B. houdt .
De Bröhlergrond , die beneden de Bröhlerbach ligt , steekt tot meer dan de halve rivierbreedte uit . In de regel gaat men achter deze grond vandaan naar de N.wal over . Men blijft echter minstens 80 m nvan de N.wal , om direct boven K.M.R.620 tot op circa 120 m van de daar liggende kribben te houden . Op deze ondiepte , die zich over vier kribben uitstrekt , staat K.P. plus 30 cm water . Hier boven zou men over een kleine afstand weer enigszins bij kunnen houden , maar men doet goed dezelfde koers te houden , daar men weer af moet houden voor de grond , die buitende Hammersteiner Werth ligt . Van de kribben beneden de Werth blijft men circa 100 m verwijderd en de benedenpunt van de Werth houdt men op circa 60 m , om vervolgensnog geleidelijk verder af te houden . Bij K.M.R.617gaat men naar de Z.wal .
Hier aan Namedy begint 300 m boven K.M.R. 617 het Namedyerveld . Men houdt direct ongeveer 40 m af on deze afstand langzaam te vergroten , zodat men bij K.M.R. 616 ongeveer 60 m van de koppen van de daar liggende kribben blijft .
Deze koers houdt men totdat men even boven K.M.R. 615 weer naar Leutesdorf aan de N.wal overgaat . Men vaart hier niet te kort bij , want de hoek boven de kribben is droog , waardoor men boven de kribben bij Leutesdorf ongeveer 60 m afhoudt .
Ongeveer bij K.M.R. 613 tegenover de steigers van Andernach , houdt men weer naar de Z.wal . Hier voor de stad is het even diep als bij M.W. Even beneden K.M.R. 612, aan de bovenzijde van de ankerplaats , moet men af gaan houden totdat men circa 100 m van de oever is . Deze koers houdt men tot tegenover de Wiedbach even beneden K.M.R. 610 , waar men totmeer dan over de helft der rivier af moet houden . De droogte aan de Z.wal eindigt bij K.M.R. 607 .
In de regel gaan wij even boven K.M.R. 609 , tegenover de Nettebach naar de N.wal . Wij blijven middenwaters houden , aangezien genoemde wal reeds voor de steigers van Neuwied droog is . Het vaarwater binnen de Weissenthurmer Werth laten wij met klein water buiten bespreking .
De doorvaartopening buiten de Werth is bij klein water zeer smal ( ongeveer 100 m ) , zodat wij het midden van genoemde doorvaartopening moeten houden . Boven de brug blijft men 100 m van de strekdam en 60 m van de daarboven liggende kribben en grond .
Aan K.M.R. 607 steekt men naar de Z.wal over . Deze wal is tot K.M.R. 603 , evenals bij M.W. steil . Tussen K.M.R. 605 en 604 ligt een middengrond , die circa 600 m lang en 70 á 80 m breed is . De afvaart houdt hier de Z.wal , terwijl de opvaart even beneden K.M.R. 605 naar de N.wal oversteekt . Aan de N.wal vaart men boven laatstgenoemde K.M.R. even kort langs de kribben als bij M.W. tot de derde krib van boven af .
Hier moet men af gaan houden , zodat wij ongeveer 60 m buiten de punt van de Urmitzer Werth komen en dan deze afstand tot 100 m vergroten . Houdt men de N.wal vast , dan moet men de middenpijler van de brug bij Urmitz ongeveer 40 m over B.B. houden . In de regel steekt men aan K.M.R. 603 naar de Z.wal . Hier neemt men koers met de Z.pijler der brug even over S.B.
Men moet er rekening mede houden , dat de Z.wal vanaf K.M.R. 603 bij klein water niet steil is . Boven de brug niet bijvaren , maar minstens 100 m uit de wal blijven , om bij het veer van Kalten Engers naar de N.wal over te steken . De grond aan de Z.wal vanaf de brug tot Sebastian aan K.M.R. 599 steekt bij deze waterstand circa 40 m verder uit dan bij M.W.
De N.wal is bij K.M.R. 601 steil , maar slechts over een kleine afstand , zodat men halverwege K.M.R. 601 en 600 weer af moet houden tot op ongeveer 100 m uit de oever tot aan de Saijnbach bij Bendorf .
Vanaf de Saynbach moet men afhouden tot middenwaters voor de grond , ( de grote Bretzel ) die buiten de Graswerth ligt . Bij de beneden - punt van de Niederwerth gekomen behoeft men slechts een 20 m verder af te blijven dan bij M.W. tot halverwege K.M.R. 596 en 595 , waar men voor de bovenpunt der Werth tot ruim middenwaters af moet houden .
Wil men met klein water de N.wal houden over genoemd traject , danmoet men er op rekenen , dat precies tegenover K.M.R. 597 een middengrond ligt , dieik reeds bijM.W. beschreef . Volgens mij kan men beter halverwege K.M.R. 598 en 597 bij Kesselheim naar de Z.wal gaan , danlaat men de N.wal tussen genoemde middengrond vrij voorde afvaart . Beneden Kesselheim aan K.M.R. 598 ligt de Kleine Bretzel . Men blijft hier circa 50 m uit de wal en ongeveer 300 m beneden de eerste krib boven Kesslheim houdt men sterk af tot op het midden der rivier ( circa 100 m van de koppen der kribben ) ,
Halverwege K.M.R. 596 en 595 kan men langzaam bijhouden om ongeveer 200 m boven K.M.R. 595 kort langs de oever op te varen . Even beneden laatstgenoemde K.M.R. houdt men weer ongeveer 100 m van de oever en houdt deze koers tot Coblenz .
Men kan ook vanaf K.M.R. 594 de N.wal varen . Hier kan men tot aan de steiger van Ehrenbreitstein kort langs opvaren evenals bij M.W.
De situatie beneden de schpbrug van Coblenz werd bij M.W. reeds beschreven .
ossebaar.j
Berichten: 1435
Lid geworden op: 02 jan 2007 09:50
Locatie: purmerend

Re: Re: Rijnvaart Atlas

Bericht door ossebaar.j »

De RIJN als Vaarwater ; deel 39 ;Coblenz- Bingen bij Laag Water .
Boven de schipbrug gekomen houdt men over naar de N.wal , maar blijft minstens 100 m van de oever voor de daar liggende Capucijnergrond . De voetbrug Pfaffendorf - Coblenz passeert men door de middendoorvaartopening evenals bij M.W. , maar men blijft ongeveer 30 m van de N.pijler . Boven de brug blijft men ongeveer 100 m van de oever voor de Pfaffendorper Leyen en houdt deze koers met de N.pijler van de spoorbrug van Horchheim even over B.B. Boven de brug houdt men dezelfde koers tot aan de Walz Mühle . ( Löhnberger Mühle ) .
De Z.wal is vanaf de voetbrug Pfaffendorf - Coblenz minder diep , zodat men aan de havenkop van de Coblenzerhaven ongeveer 40 m af moet houden . Verder is hij door de gehele bocht tot aan de Rhensergrond ( Köningsstuhl - Grund ) iets minder diep dan bij M.W.
Boven de spoorbrug van Horchheim ligt in aansluiting op de moddenpijler , , een middengrond , die circa 50 m breed en 400 m lang is .Op deze grond staat iets minder water dan in het vaarwater ten zuiden en ten noorden er van . Door op - en afvarend het midden te houden van de , voor de doorvaart bestemde doorvaartopeningen , vaart men deze middengrond vrij .
Aan de N.wal opvarend , moet men bij de Walz Mühle af gaan houden tot op twee derde der rivierbreedte voor de hier beginnende Johannes Grond . Boven de Johannes Grond bij de steiger van Niederlahnstein zou men bij kunnen varen , maar daar men even beneden de steigers van Oberlahnstein weer tot op tweederde der rivierbreedte af moet houden , blijft men de vorige koers houden .
Hier bij K.M.R. 584 zijn wij tussen de Lahnsteiner Leyen ( Viiktorialeyen ) aan de N.wal en de Rhensergrond aan de Z.wal . Laatstgenoemde grond ligt noemenswaardig verder af dan bij M.W. en eindigt even boven K.M.R. 583 .
Bij K.M.R. 583 gekomen , kan men de N.wal dichter naderen tot op circa 120 m . Deze koers houdt men tot even boven K.M.R. 582 , waar wij wat korterbij kunnen houden , om vervolgens even beneden K.M.R. 581 naar de Z.wal over te steken . Hier tussen de Braubacher Middengrond gekomen vaart men dezelfde koers als bij M.W. Aan Niederspay , waar men de Z.wal vasthoudt , blijft men circa 20 m verder af dan bij M.W. Vanaf K.M.R. 579 en 578 aan Oberspay moet men ongeveer 100 m van de oever houden . Even boven laatstgenoemde K.M.R. gaat men naar de N.wal over . Deze wal is van beneden Braubach tot in de Schottel minder diep dan bij M.W.
De situatie aan de Schottel met het inlopen van het zogenaamde Enge Deurtje gaf ik reeds bij M.W.
Evenals bij M.W. houdt men kort langs de strekdam tot K.M.R. 576 , waar men de N.wal kort aanhoudt . Met het uitlopen van de Schottel aan de bovenzijde handelt men als bij M.W, alleen de Osterspayergrond steekt nog ongeveer 30 m verder de rivier in .
De Z. doorvaart van genoemd vaarwater is bij lage waterstand ook minder breed , daar de grond aan de Z.wal ongeveer 30 m verder uitsteekt . De afvaart houdt bij de bovenpunt circa 50 m van de strekdam tot 400 m beneden de puntton , dan kan men de strekdam aanvaren . Men moet er op letten , dat men bij het uitlopen naar de Z.wal wordt gezet .
De gehele Z.wal vanaf K.M.R. 575 tot bijna K.M.R. 571 is bij klein water minder diep . Vooral moet de afvaart beneden Boppard aan de "Muhlbach "niet te diep de bocht inhouden , deze is droog .
Opvarend boven de Schottel gekomen houden wij tot op tweederde der rivierbreedte van de N.wal af . Boven K.M.R. 573 kan men de N.wal tot op 60 m naderen tot even beneden K.M.R. 572 , waar men weer afhoudt tot op halve rivierbreedte . Halverwege K.M.R. 572 en 571 steekt men over naar de N.wal . Wij houden direct koers buiten de steigers van Boppart en vandaar op de buitenzijde van de Martensgrond . Genoemde grond kan men bijna even kort aanvaren als bij M.W. Men gaat even beneden K.M.R. 569 naar de N.wal .
Tot aan het motorveer bij Camp kan men op 60 m van de oever varen ; verderop houdt men tot op het midden der rivier af voor de Camper Leyen .
Even beneden K.M.R. 567 , bij de steiger van Bornhofen , steekt men over naar de Z.wal . Wij komen hier aan de wisselplaats Salzig . De Z.wal is vanaf 300 m beneden K.M.R. 567 tot 565 niet geheel steil , zodat wij ongeveer 40 m van de oever moeten blijven . Van hier tot de Hirznacher Leyen is de oever steil . Aan de bovenzijde van de ankerplaats"De Sneider ", of even boven K.M.R. 564 steekt men over naar de N.wal .
Deze wal is vanaf K.M.R. 565 minder diep dan bij M.W. , zodat men ongeveer 100 m van de oever blijft . Deze koers houdt men tot aan de Gaulfelsen bij K.M.R. 562 , waar men naar de Z.wal gaat .
Het vaarwater tussen Kestert en de Hirznacher Leyen is bij klein water zeer smal ( ongeveer 80 m ) over een lengte van 700 m . Is men achter de Gaulfelsen uit , overgegaan naar de Z.wal , dan kan men even kort bijvaren als bij M.W.
Tot aan de benedenzijde van de Ehrentaler Werth houdt men de vorige koers ; dan houdt men de binnenkant der Werth tot K.M.R.561 .
Hier wordt de Werth ondieper , zodat men af moet houden , totdat wij de koers 60 m buiten de koppen der kribbenhebben , die aan de bovenzijde van de Werth liggen Bij de onderste krib gekomen kan men beter naar de Z.wal oversteken , die hierlangs het Zilvermijntje steil is tot aan de Hottentotgrond .
De afvaart , die het N.vaarwater tussen de Ehrehtaler - Werth houdt , moet er op rekenen , dat de invaart zeer smal is bij klein water .
Vanaf K.M.R. 560 tot ongeveer 700 m beneden is de breedte circa 80 m . Men houdt de N.wal aan , daar de zijde van de Werth droog is .
Aan de Z.wal opvarend moet men voor de Hottentot - grond een beetje verder afhouden dan bij M.W. Halverwege K.M.R. 560 en 559 tussen de Hottentotgrond en de Hund kan men opdraaien , als dit bij mist nodig is , zodat men de Werth niet durft aandoen .Opvarend langs de Nieuwe Benzinehaven , die in de Hund gemaakt is , vaart men dezelfde koers als bij M.W. Bij Welmich , even beneden K.M.R. 558 gaat men naar de N.wal . Hier is men aan de Hasenbach en houdt men bij de laatstgenoemde K.M.R. langzaam af , zodat men bij K.M.R. 557 ruim middenwaters opvaart .
Bij de havenkop van St . Goar , waar wij het verst af zijn ,steken wij over naar de Z.wal . Hier kunnen wij even kort bijvaren als bij M.W. tot aan de Bank , waar wij weer aan de eerste waarschuwpost zijn , van benedenaf gerekend .
De namen van de diepte op de verschillende gronden in het "gebergte "gaf ik reeds bij M.W. aan , dus treed ik niet in herhaling .
Op enkele uitzonderingen na is het vaarwater van St. Goar naar Bingen gelijk aan dat bij M.W.
Deze uitzonderingen zijn :
Bij de Geisenrucken passeert men steeds het N.vaarwater .
De Tauberwerth steekt aan de bovenzijde bij Oberwesel zover naar boven uit , dat men daar niet zover in de bocht kan varen .
In het vaarwater tussen Oberwesel en Caub steken N.- en Z.wal ongeveer 20 m verder uit dan bij M.W. Het Cauberwater is zoals bij M.W.
In het Wilde Gefähr , dus het Z. vaarwater , loopt de laagwaterlijn vanaf de bovenpunt buiten de Falls en steekt de benedenpunt iets verder uit .
Het vaarwater van Caub tot Bacherach , tussen de grond aan de N.wal en de Werth aan de Z.wal door , is ook iets smaller , daar wij van beide kanten ongeveer 20 m verder af moeten blijven .
Van Bacherach tot Niederheimbach moet men de N.- en de Z.wal een weinig verder vermijden . De N.wal kan men op dezelfde hoogte houden als bij M.W. tot even boven K.M.R. 535 beneden de Clemensgrond . Van de Z.wal moet men vanaf Niederheimbach verder af blijven . Van de kribben , die op de Soonecker Leyen liggen , blijft men ongeveer 100 m af . Deze koers blijft men houden tot halverwege K.M.R. 536 en 535 , waar men , evenals bij M.W. tot op tweederde der rivierbreedte af moet houden .
Bij of even boven K.M.R. 535 gaat men naar de N.wal . De bocht beneden de Clemensgrond is minder diep , zodat men direct ongeveer 60 m afhoudt om verder weer tot over de helft der rivierbreedte te houden voor bovengenoemde grond .
Boven de Clemensgrond blijft men dezelfde koers houden met de zwarte boeien van de Leisen en Rödelstein even over B.B. . Boven de Rödelstein kan men langzaam bijhouden ; de droogte eindigt even boven K.M.R. 531 .
Hier zijn wij aan het begin van het Bingerloch en het Nieuwe Vaarwater , die precies als bij M.W. gevaren worden . Alleen wanneer men op het water afgeladen is , kan men om het Loch verzoeken , daar hier wel wat meer water staat dan in het Nieuwe Vaarwater .
pieter53
Berichten: 8754
Lid geworden op: 17 feb 2007 18:16
Locatie: Amsterdam
Contacteer:

Re: Re: Rijnvaart Atlas

Bericht door pieter53 »

Mijn petje af voor dit monnikenwerk!
Pieter Klein, Amsterdam
Afbeelding
Hoe meer je weet, hoe beter je beseft dat er nog zo veel meer te weten valt....
ossebaar.j
Berichten: 1435
Lid geworden op: 02 jan 2007 09:50
Locatie: purmerend

Re: : Rijnvaart Atlas

Bericht door ossebaar.j »

De RIJN als Vaarwater , deel 40 ; Bingen - Rheinau bij laag water .
Boven het Bingerloch gekomen is het vaarwater tot aan de brug van Geisenheim hetzelfde als bij M.W.
Het vaarwater binnen de Rudesheimer Aue , dus langs de Z.wal kan dan voor schepen , die op het water afgeladen liggen niet gebruikt worden . Vanaf de Hindenburgbrug te Geisenheim , langs de ankerplaats tot aan K.M.R. 522 en langs de kribben , kan men even kort bijhouden als bij M.W.
Boven de laatstgenoemde K.M.R. moet men sterk afhouden , zodat men slechts een 100 m van de Z.wal blijft , dus ongeveer 300 m van de N.wal .
Bij de haven van Frei Weinheim steekt men over naar de Z.wal , maar vaart niet kort bij , men blijft circa 20 m van de aanlegsteiger en neemt de koers op Oestrich . De aanlegsteiger van Oestrich moet men even over B.B. houden . De laagwaterlijn loopt aan de Z.wal vanaf de haven van Frei Weinheim op de punt van het N.vaarwater tussen de Westphalische Aue ( Mariiannen Aue ) , en de N.wal . Dus het vaarwater binnen genoemde Aue blijft met kleine waterstand buiten beschouwing .
Aan Ostrich aan de N.wal , vaart men evenals bij M.W.kort langs de oever op . Bij K.M.R.517 moet men denken aan de Middengrond . De opvaartkan langs de N.wal , de afvaart kort langs de Z.wal varen , dan vaart men de middengrond vrij . Vanaf K.M.R. 517 tot 512 , d.i. tot de bovenkant van de Westphalische Aue is het vaarwater , evenals bij M.W. van wal tot wal diep .
Aan K.M.R. 512 gekomen , wordt de N.wal droger . In de regel houdt men in een schuinerichting over naar deZ.wal . De laagwaterlijn aan de Z.wal loopt vanaf de bovenpunt der Westphalische Aue tot ruim halverwege de Eltviller Aue , even boven K.M.R. 511 . Hier langs de Z.walopvarend tot boven Budenheim blijft men ongeveer 50 m uit de oever . aan K.M.R. 508 gekomen neemt men koers op de benedenpunt der Rettberg Aue en houdt deze flink over S.B.
De N.wal is vanaf Eltville bij K.M.R. 512 tot aan de Vlothaven van Schierstein , dit is bij K.M.R. 506 , ook minder diep dan bij M.W. Men blijft van Eltville tot K.M.R. 507 ongeveer 200 m uit de N.wal , vandaar kan men langzaam bijhouden , om bij de Vlothaven van Schiersteinkort langs de strekdam te houden .
Boven de haven liggen 4 dwarskribben , waar de strekdam in de lengte langs ligt . Bij de derde dwarskrib boven de haven afhouden voor de grond , die zich uitstrekt tot K.M.R. 503 . In de regel is deze grond door twee zwarte boeien aangegeven , zo niet , dan circa 100 m van de oever blijven . Verder vaart men langs Biebriech op en richt zich vanaf de steiger op de benedenpunt van de Pieter Aue .
Heeft men van K.M.R. 506 de Z.wal gehouden , dus langs de Bettberg Aue en Biebriecher Werth , dan moet men er op rekenen om circa 20 m verder van de wal te houden , dan bij M.W. Bij K.M.R. 503 gaat men dan over naar de N.wal .
Hier volgt men de reeds aangegeven koers . Tussen bovengenoemde Werth , dus het Z.vaarwater , kan men bij kleine waterstand slechts met vlotgaande vaartuigen varen .
Langs de Peter Aue opvarend , kan men even kort bijhouden als bij M.W. De Z.wal is droog tot halverwege K.M.R. 502 en 501 . De onderste en de middelste brug , spoor - en voetbrug , worden gevaren als bij M.W.
Tot aan de haven van Mainz , even boven K.M.R. 497 , is de Rijn van wal tot wal te bevaren . Met klein water opvarend , neemt men vanaf de brug Mainz - Kastel de koers op de derde doorvaartopening van de Z.wal van de bovenste spoorbrug, daar de Z.wal vanaf de haven zeer droog is . Vanaf de brug koerst men op de Cementfabriek bij K.M.R. 494 .
De N.wal is vanaf Eltville bij K.M.R. 512 tot aan de Vlothaven van Schierstein , dit is bij K.M.R. 506 , ook minder diep dan bij M.W. Men blijft van Eltville tot K.M.R. 507 ongeveer 200 m uit de N.wal , vandaar kan men langzaam bijhouden, om bij de Vlothaven van Schierstein kort langs de strekdam te houden .
Boven de haven liggen 4 dwarskribben , waar de strekdam in de lengte langs ligt . Bij de derde dwarskrib boven de haven afhouden voor de grond , die zich uitstrekt tot K.M.R.503 . In de regel is deze grond door twee zwarte boeien aangegeven , zo niet , dan circa 100 m van de oever blijven .Verder vaart men langs Biebriech op en richt zich vanaf de steiger op de benedenpunt van de Peter Aue .
Heeft men van K.M.R. 506 de Z.wal gehouden , dus langs de Bettberg Aue en Biebriecher Werth , dan moet men er op rekenen om circa 20 m verder van de wal te houden , dan bij M.W. Bij K.M.R. 503 gaat men dan over naar de N.wal .
Hier volgt men de reeds aangegeven koers . Tussen bovengenoemde Werth , dus het Z. vaarwater , kan men bij kleine waterstand slechts met vlotgaande vaartuigen varen .
Langs de Peter Aue opvarend , kan men even kort bijhouden als bij M.W. De Z.wal is droog tot halverwege K.M.R. 502 en 501 . De onderste en middelste brug ,spoor - en voetbrug, worden gevaren als bij M.W.
Tot aan de haven van Mainz , even boven K.M.R. 497 , is de Rijn van wal tot wal te bevaren . Met klein water opvarend , neemt men vanaf de brug Mainz - Kastel de koers op de derde doorvaartopening van de Z.wal van de bovenste spoorbrug , daar de Z.wal vanaf de haven zeer droog is .Vanaf de brug koerst men op de Cementfabriek bij K.M.R. 494 .
De afvaart moet er op rekenen , dat met klein water de N.wal , die zij vanaf Gindsheim houdt , tot aan K.M.R. 495aan de haven van Gustafsburg , ongeveer 60 m verder uitsteekt dan bij M.W. Verder is deze wal tot de benedenpunt van de Vlothaven te Schierstein , zoals bij M.W.
Opvarend moet men boven de Cementfabriek aan de Z.wal bij K.M.R. 494 langzaam af gaan houden . Hier beginnen de Ginsheimer Leyen , die in de regel door vier rode boeien worden aangegeven en bij Ginsheim tot meer dan over de helft der rivierbreedte uitsteken . Hier bij de drie populieren , een halve K.M.R. boven de haven van Ginsheim , gaat men naar de N.wal .
Tot aan de zevende krib boven de haven kan men kort langs de kribben houden ; dan afhouden voor de Ginsheimer Grond , waarvoor men ongeveer 40 m verder af moet houden dan bij M.W. Halverwege van deze grond , bij K.M.R. 490 houdt men langzaam over naar de Z.wal . Vooral met een sleep niet te vlug , daar onze achterste schepen nog niet boven de Ginsheimer Leyen zijn , deze eindigen juist bij K.M.R.490 .
Hier langs de ankerplaats opvarend , moeten wij even boven K.M.R. 489 afhouden voor de Nackenheimer Werth , die ongeveer 50 m verder uitsteekt dan bij M.W. Het beste is om van laatstgenoemde K.M.R. koers te nemen op de strekdam , boven K.M.R. 487 aan de N.wal .
Aan deze K.M.R. gekomen , houdt men over naar de N.wal en vaart men kort langs de bedoelde strekdam op .Van de hoger op gelegen kribben blijft men ongeveer 50 m af , 400 m boven de bovenste krib kan men tot even boven K.M.R.484 kort langs de oever houden .
Vanaf dit punt houdt men geleidelijk af , tot op 120 m van de kribben , die in deze grond liggen , om tegenover de steigers van Nierstein naar de Z.wal te gaan .
Het vaarwater is vanaf K.M.R. 489 tot 484 niet breed . Tussen genoemde K.M.R.'s liggen aan de Z.wal de Nackenheimer Werth , de Sänchen en de Kissel-Werth , aansluitend aan de Niersteiner Leyen , welke eindigen bij K.M.R. 483 .
Op zijn smalst is het aan de strekdam boven K.M.R.487 , waar de grond buiten de Sändchen aan de Z.wal zo ver uitsteekt , dat er maar ongeveer 100 m ruimte is tussen Sändchen en de strekdam .
Aan Nierstein , aan de Z.wal opvarend , kan men kort langs de oever opvaren , tot aan de haven van Oppenheim .
Aan het veer van Oppenheim houdt men reeds af om niet te diep in de bocht te komen .Boven de haven wordt de Z.wal droog , om boven K.M.R. 479 tot ruim op het midden der rivier uit steekt .
In de regel gaat men bij K.M.R. 478 , dit is bij de strekdam aan de Schuster Werth , naar de N.wal , waar men kort langs opvaart , om boven de strekdam kort de oever te houden tot ongeveer 300 m boven K.M.R. 477.
De Z.wal , die boven de haven van Oppenheim geleidelijk droog wordt , steekt bij K.M.R. 477 het verst uit en blijft maar 100 m van de N.wal . Van hier loopt de laagwaterlijn geleidelijk bij en komt bij K.M.R. 476 weer kort aan de kribben .
ossebaar.j
Berichten: 1435
Lid geworden op: 02 jan 2007 09:50
Locatie: purmerend

Re: Rijnvaart Atlas

Bericht door ossebaar.j »

De RIJN als Vaarwater , deel 41 vanaf Oppenheim bij Laag water :
Boven de derde krib van boven af steekt de Z.wal weer tot ruim op de helft van de rivierbreedte uit , tot bijhet veer van Güntersblum .
De N.wal , waar wij langs opvaren vanaf K.M.R. 477 , wordt bij bovengenoemde K.M.R. ondieper , zodat men geleidelijk tot op ongeveer 120 m afhoudt , tot K./M.R. 474 aan de mond van het Kronprinz Ruprecht Kanaal .
Blijft men met klein water aan de N.wal , dan kan menvanaf genoemde K.m.R. deze wal kort aanvaren , tot K.M.R. 471 , dan kort langs de daar liggende kribben tot K.M.R. 470 .
Gaat men in de bocht van Güntersblum naar de Z.wal , dan blijft men middenwaters opvaren tot aan het veer . Van hier langs de ankerplaats van Güntersblum is het voldoende als men 50 á 60 m van de oever houdt . In de regel gaat men bij K.M.R. 470 weer naar de N.wal . Hier blijft men direct ongeveer 30 m van de oever om deze afstand geleidelijk op 100 m te brengen . Deze koers kan men houden totdat men bij K.M.R. 467 weer naar de Z.wal oversteekt .
De bocht aan de Z.wal is van halverwege K.M.R. 470 en 469 tot halverwege K.M.R. 465 en 464 evenals bij M.W. steil . Tussen K.M.R. 469 en 468 liggen vier kribben , die men kort aanvaren kan .
De N.wal , die men bij K.M.R. 467 heeft verlaten , blijft tot op dezelfde hoogte droog en loopt bij K.M.R.465 schuin bij en blijft dan steil tot boven Gernsheim an K.M.R. 461 . Vaart men vanaf K.M.R. 467 aan de Z.wal op , dan kan men kort langs de oever houden tot circa 600 m boven K.M.R. 465 .
Hier tussen K.M.R. 465 en 464 ligt een middengrond , waarop de diepte is M.P. - 70 cm . Als men opvarend kort langs de Z.wal tot op de hoogte , die boven reeds aangegeven is , en afvarend , komende door de bocht van Gernsheim beneden K.M.R. 464 op 50 m van de N.wal houdt , vaart men deze grond ruimschoots vrij .
Vanaf de Vlothaven van Gernsheim vaart men kort langs de oever tot K.M.R. 461 . Hier begint de grond , die boven Gernsheim ligt , en moet men af gaan houden . Bij K.M.R.460 moet men ongeveer 130 m van de N.wal af zijn , om tussen K.M.R. 460 en 459 naar de Z.wal te steken .
De Z.wal , waar halverwege K.M.R. 465 en 464 een grond begint , welke in de regel door drie rode boeien wordt aangeduid, en in de bocht bij K.M.R. 463 tot over het midden der rivier uitsteekt , is boven K.M.R.462 , d.i. boven deHandelshaven van Gernsheim , weer steil . Deze blijft steil tot aan de kribben , die 200 m boven K.M.R. 461beginnen en halverwege K.M.R. 460 en 459 eindigen .
Vaart men langs deze kribben op , dan moet men met deze kleine waterstand , aan de zesde krib gekomen zijnde , d.i. op een na de bovenste van deze reeks , af gaan houden . De Z.wal wordt hier langs Hamm en Hersheim zeer droog . Tot K.M.R. 458 houdt men ongeveer 100 m van de Z.wal , waarna men tot op 200 m afhoudt , om boven K.M.R. 457 en 456 naar de N.wal over te gaan .
De Z.wal blijft langs Hersheim ver uitsteken , om halverwege K.M.R. 454 en 453 naar de kribben te buigen en bij K.M.R. 452 te eindigen , alwaar men kort de daar liggende kribben kan houden .
Zoals ik reeds aangaf , gaan wij tussen K.M.R. 457 en 456 naar de N.wal , maar moet men goed opletten . Vooreerst kan men kort langs de oever en daarna kort langs de zes kribben , die beneden Weschnitz liggen , opvaren . Vanaf de bovenste krib wordt de N.wal droog en steekt tot op ongeveer 200 m in de rivier .
Vanaf K.M.R. 454 te Weschnitz tot aan het veer van Nordheim is het vaarwater zeer smal en is alle voorzichtigheid geboden . Het smalste en droogste punt is 200 m boven K.M.R. 454 of wel tussen de vierde en zesde krib bij Hersheim van beneden af gerekend .
Vanaf K.M.R. 455 tot K.M.R. 452 is bij klein water de vaarbreedte ongeveer 100 m .
Zo opvarend, bij het veer Nordheim - Rheindurkheim gekomen , steekt men naar de Z.wal over . Hier is de Z.wal vanaf K.M.R. 451 tot K.M.R. 448 , beneden de Bremm steil Bij de krib boven K.M.R. 448 houdt men sterk af voor de Bremm , die bij klein water twee derde van de rivierbreedte beslaat .
Opvarend bij K.M.R. 447 gekomen , houdt men naar de N.wal over . Hier kan men kort langs opvaren , evenzo ook langs de drie strekdammen , die hier in de bocht liggen .Aan K.M.R. 445 gekomen , wordt de N.wal droger , zodat men er tot halverwege K.M.R. 443 en 442 , d.i. boven de tweede brug van Worms , ongeveer 50 m af moet houden .
In de regel gaat men bij K.M.R. 446 , beneden de eerste brug van Worms , weernaar de Z.wal . Men moet hier met deze waterstand echter oppassen . De afvaart komt van boven de stad Worms langs de N.wal af en houdt in beide bruggen de middendoorvaartopening .
Heeft men nu opvarend een lange sleep , dan is men genoodzaakt , van de spoorbrug , die 500 m boven K.M.R. 446ligt , ook de middendoorvaartopening te houden . Dit met het oog op de achterste schepen ten opzichte van de grond , de "Bremm ", Heeft men dus een lange sleep en er komt een sleep af , dan doet men verstandig even zacht aan te doen , de afvaart laten passeren en dan overhouden .
Met een alleenvarend vaartuig of één á twee sleepschepen , is de boven0mschreven maatregel niet nodig .
Boven de Spoorbrug kan men langs de stad Worms opvaren en vaart van de Voetbrug de doorvaartopening aan de Z.wal .
Deze wal houdt men tot K.M.R. 442, waar men af moet gaan houden voor de hier liggende grond , die in de regeldoor drie rode boeien is aangegeven , welke men niet te kort aanvaren moet . Liggen er geen boeien , dan tot over het midden van de rivier van de Z.wal afhouden . Deze grond strekt zich uit tot halverwege K.M.R. 440 en 439 ,vanaf dit punt kan men weer kort langs de Z.wal opvaren , totaan de uitwatering boven K.M.R. 439 , die de grens vormt van Beieren en Hessen .
De N.wal is van halverwege K.M.R. 443 en 442 tot K.M.R. 440 steil . Van dit punt af tot K.M.R. 438 moet men ongeveer 100 m van de N.wal afblijven . In de bocht van Lampertheim tot even boven K.M.R. 436 is de oever steil .
In mijn eerste boekje over de Rijn , heb ik van de grens Beieren - Hessen de telling aangehouden van Beieren . Aangezien deze km-borden intussen vervangen zijn door een nieuwe telling , laat ik deze vervallen .
Men moet er rekening mede houden , dat de nieuwe telling beneden LampertheimK.M.R. 438 aangeeft en bovengenoemde K.M.R. 436 , dus437 bestaat niet . De afstand tussen K.M.R. 438 en 436 bedraagt circa 1800 m .
Is men nu opvarende aan de grens Beieren - Hessen gekomen , dan direct langzaam afhouden , tot ruim het midden der rivier en bij K.M.R. 436 gaat men naar de N.wal .
De Z.wal kan men boven K.M.R. 436 langzaam korter naderen en 100 m boven K.M.R. 435 is deze weer steil tot 300 m beneden K.M.R. 433 .
Vanaf K.M.R. 436 aan de N . wal opvarend , kan men over een 300 m kort de oever houden , dan sterk afhouden , zodat men bij K.M.R. 434 op twee derde van de rivierbreedte vaart , dus maar ongeveer 100 m van de Z.wal blijft . Deze grond is bij middenwater door drie zwarte boeien aangegeven , maar men kan er niet op vertrouwen dat ze bij klein water verder uitgelegd worden , dus houde men rekening met wat ik hierboven aangaf .
In de bocht boven K.M.R. 434 gaat men in de regel naar de Z.wal . Over een paar honderdmeter kan men kort de oever naderen , maar bij K.M.R. 433 moet men weer ongeveer 100 m van de Z.wal afhouden . Deze koers houdt men tot tegenover het Frankendahler Kanaal en gaat in de regel bij de invaart van de industriehaven ( Waldhof ) naar de N.wal .
Blijft men aan de Z.wal , dan 100 m van de oever blijven tot K.M.R. 430 , dan kan men langs de wal Oppau-Emshof en de Felskrahnen aan Ludwigshafen opvaren .
Neemt men de N.wal vanaf de Waldhof , dan kan men dicht langs de oever tot K.M.R. 430 opvaren , dan tot aan de Neckar Spits ongeveer 100 m afhouden .
De havens beschreef ik reeds in de gegevens bij M.W. dat behoeft ik dus niet te herhalen .
Vanaf de Neckar Spits tot aan de monding van de Leopoldhaven , boven de dubbele brug Mannheim-Ludwigshaven , is de Rijn van oever tot oever bevaarbaar .
In de regel houdt men opvarend , als men niet besluit aan de N.wal , dus de Mannheimer kant moet zijn , van K.M.R. 430 af de Z.wal tot boven de ingang van de Leopoldhaven . Hier gaat men naar de N.wal , waar men kort langs op kan varen , evenals langs de 3 strekdammen , die hier voor de stroomleiding in de bocht liggen .
Aan de Z.wal ligt een ver uitstekende grond , van halverwege K.M.R.424 en 423 tot halverwege K.M.R. 422 en 421 . Met klein water heeft de vaargeul tussen K.M.R. 423 en 422 slechts 100 m breedte .
Aan de N.wal opvarend , aan het boveneinde gekomen van de bovenste strekdam , moet men langzaam af gaan houden .
Aan K.M.R. 421 tegenover de monding van de haven van Mannheim , moet men ongeveer 70 m van de N.wal zijn en deze afstand vergroten , zodat men bij K.M.R. 420 op ongeveer 120 m afstand is of iets meer dan het midden der rivier .
Hier is men op de verst uitstekende punt dezer grond , welke geleidelijk smaller wordt , om even boven K.M.R. 418 te eindigen .
In de regel verlaat men even beneden K.M.R. 429 de N.wal , om verder langs de Rheingonheim aan de Z.wal op te varen .
Van hier tot aan K.M.R. 417 is de Z.wal steil en vaart men op ongeveer 30 m van de oever op .
Aan K.M.R. 417 , bij een uitwatering aan de Z.wal gekomen , begint de grond van Altrip , waarvoor men sterk af moet houden .
Genoemde grond steekt bij K.M.R.416 tot op twee derde der rivierbreedte uit , zodat de vaargeul vanaf het veer van Altrip tot halverwege K.M.R. 416 en 417 ongeveer 100 m breedt is .
Deze grond eindigt even boven K.M.R. 414. Aan de benedenzijde van het veer van Altrip gaat men , koersende op de kop van de Oost- Rheinauhaven , nar de N.wal , waar men langs de voor ons reeds bekende havens opvaart , tot K.M.R. 412 .
Tot zover de beschrijving van het vaarwater , welke ik zo nauwkeurig mogelijk gaf . Moge deze helpen om vele jongeren spoediger en gemakkelijker het vaarwater te leren .
Zoals ik ook in mijn eerste boekje schreef is het niet mogelijk om hoger op , dus boven de Rheinau , vaaraanwijzingen te geven .De reden hiervoor is , dat het vaarwater boven de Rheinau telkens verloopt.
De grond is hier losser , de stroom sterker en dikwijls worden de schepen , door grote radarboten over de grondgetrokken , dit brengt telkens veranderingen in het te bevaren vaarwater .
De sleepboten , die natuurlijk toonaangevend zijn voor de sleep , hebben boven Mannheim allen een plaatselijk bekend stuurman aan boord , die niets anders doet dan op deze trajecten varen .
ossebaar.j
Berichten: 1435
Lid geworden op: 02 jan 2007 09:50
Locatie: purmerend

Rijnvaart Atlas

Bericht door ossebaar.j »

De Rijn als Vaarwater , deel 42 ; ANKERPLAATSEN .
Plaats reactie